Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Caelen

betekenis & definitie

(Hendrik van), een Nederlandsch godgeleerde, werd geboren in 1582 te Beeringen in de provincie Limburg, studeerde te Leuven en werd eerst pastoor te Assche en vervolgens aan de St. Catharina kerk te Brussel, waar men hem voorts tot aartspriester van het Decanaat benoemde. Later werd hij kanunnik van de hoofdkerk te Mechelen en aartsbisschoppelijke censor of beoordeelaar van boeken.

In deze betrekking verleende hij den 7den Maart 1638 eene loffelijke goedkeuring aan het geruchtmakend werk van den Yperschen bisschop Cornelius Jansenius, die op zijn sterfbed, den 6den Mei daaraanvolgende, het handschrift toevertrouwde aan zijn kapelaan, er bij voegende, dat het aan den uitlegger der H. Schrift Libert Fromont te Leuven en aan van Caelen voorgelegd en daarna ter perse bezorgd moest worden.

Laatsgenoemden doorlazen het werk en gaven in 1640 den „Augustinus" in het licht met eene opdragt aan den kardinaal Ferdinand, infant van Spanje en gouverneur der Nederlanden. Daarna waren zij de raadslieden van Boonen, aartsbisschop van Mechelen, bij de daarover ontstaande geschillen. Inmiddels werd van Caelen in 1643 tot aartsdiaken te Mechelen en een jaar daarna door Philips II tot bisschop van Roermond benoemd. Daar hij evenwel onder verdenking lag, dat hij de leerstellingen van Jansenius als waar erkende, legde de Internuntius te Brussel hem eene verklaring voor, bevattende, dat hij zich volkomen onderwierp aan de decreten van den H. Stoel, die het boek van Jansenius veroordeelden. Van Caelen onderteekende het, doch begaf zich den 8sten Januarij 1646 naar den Internuntius en betuigde, dat hij, in weerwil van zijne onderteekening, dat werk in geen ander licht kon beschouwen dan te voren, namelijk dat het een kort begrip behelsde der leerstellingen van Augustinus.

Uit eerbied voor den H. Vader zou hij het lezen daarvan nalaten, maar gelijk hij voorheen Augustinus had leeren kennen uit het boek van Jansenius, zoo zou hij nu de stellingen van dezen opsporen in de werken van Augustinus. De Internuntius vroeg hem den 24sten Maart daaraanvolgende, of hij bovenvermelde verklaring nogmaals en zonder voorbehoud wilde onderteekenen, en toen hij dit weigerde, werd hij van zijne bisschoppelijke waardigheid beroofd. Hij bleef echter aartsdiaken, was eenigen tijd vicaris-generaal van den aartsbisschop Boonen, en overleed te Brussel den 1sten Februarij 1653. Hij schreef „Histoire de la découverte et miracles de la sainte croix, honorée dans l’église paroissiale d’Assche (1615)” en „Déclaration véritable de M. Calenus, nommé a L’Eveché de Ruremunde (1646).”

< >