Brumund, predikant in onze Oost-Indische bezittingen en uitstekend onderzoeker der Javaansche oudheden, werd geboren te Amsterdam den 29sten Augustus 1814.
Hij studeerde aan het athenaeum zijner geboorteplaats en aan de academie te Utrecht, vertrok in 1841 naar Indië, en werd achtereenvolgens predikant te Soerakarta, op Amboïna, wederom te Soerakarta, te Soerabaya en te Batavia, terwijl hij daarna belast werd met de taak om eene critische beschrijving te vervaardigen van de Hindoe-oudheden op Java.
In de jaren 1862 en 1863 bezocht hij daartoe een aantal Javaansche gewesten en leverde verslag van zijne bevindingen in Buitenzorg, de Preanger, Cheribon, Tagal, Pekalongan, Samarang en een deel van Bagelen. Daarbij bezorgde hjj opgaven voor eene oudheidkundige kaart, alsmede eene critische beschouwing der literatuur over Indische oudheden. Het is zeer te betreuren, dat deze ijverige en bekwame man verhinderd werd, zijn belangrijken arbeid te voltooijen, daar de dood hem wegrukte op den 12den Maart 1863.
Brumund heeft op Insulinde met vele wederwaardigheden moeten worstelen, en zijn ligchaam was er niet bestand tegen den nadeeligen invloed van het klimaat. Niettemin bleef hij onvermoeid in het mededeelen zijner ervaringen in het “Tijdschrift voor Nederlandsch Indië” in het “Tijdschrift” voor Indische taal-, land- en volkenkunde”, in zijne te Amsterdam uitgegeven “Indiana” enz. Daarin vindt men van zijne hand boeijende reisbeschrijvingen, fraaije schetsen van oudheden (bijv. “TeBoro-Boedhoer”), voorstellingen van Indische toestanden en berigten omtrent de evangelisatie. Hij was lid van het Deutsche morgenlandische Gesellschaft, correspondérend lid van de Koninklijke Academie van Wetenschappen en lid der Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde.