Onder dezen naam vermelden wij:
Johann Nordahl Brun, een Noorweegsch dichter. Hij werd geboren te Drontheim den 21sten Maart 1745, studeerde te Kopenhagen in de godgeleerdheid, en werd eerst predikant te Drontheim en in 1804 bisschop te Bergen, waar hij in 1816 overleed. Hij gaf uit “Zarine” het eerste oorspronkelijke treurspel in de Deensche taal, hetwelk gevolgd werd door een ander, getiteld “Einar Tambeskjelver (1772).” Meer roem verwierf hij echter op het gebied der Lyrische poëzie door zijne volks- en vrijheidszangen. Zijne “Digte (2de uitgave 1816)” onderscheiden zich door gevoel en gloed.
Frederike Sophie Christiane Brun, eene dochter van Balthasar Münter, predikant te Kopenhagen. Zij heeft als dichteres en schrijfster een goeden naam verworven. Zij werd geboren te Gräfen-Tonna den 3den Junij 1765, genoot eene uitmuntende opvoeding, trad in het huwelijk met den geheimraad Brun te Kopenhagen en overleed aldaar en 25sten Maart 1835. Hare geschriften getuigen van een diep gevoel, van uitgebreide kennis en van een helder verstand; bij het beoefenen der poëzie had zij haren vriend Matthisson tot modél gekozen. Zij schreef “Cyane und Amandor (1792))”, “Gedichte (1795, 3 dln, 4de uitgave 1806)”, “Prosaïsche Schriften (1800—1801, 4 dln)”, “Tagebuch einer Reize durch die Schweiz (1800)”, “Episoden aus Reizen (1807—1818, 4 dln)”, Briefe aus Rom (1816, 2de uitgave 1820)”, “Wahrheit aus Morgenträumen (1824)”, “Römisches Leben (1839)”, enz.