Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bruin

betekenis & definitie

Bruin is eene kleur, welke niet tot de hoofdkleuren behoort, maar door zamenvoeging van twee of meer hoofdkleuren ontstaat. Zij heeft een groot aantal tinten en schake­ringen, zooals licht- en donkerbruin, kastanje- en chocolade-bruin, kaneel- en koffij-bruin enz. Tot de bruine sapverven behoort vooral de sepia, uit een buidel of blaas van den inktvisch afkomstig.

Die blaas wordt snel gedroogd om ze met den inhoud voor bederf te bewaren. Plantenzuren tasten die verf niet aan, en mine­rale zuren maken haar nog bruiner. Men bereidt haar door den gedroogden inhoud der blaas op eene glazen schaal fijn te wrijven, dien met 12-maal zooveel bijtende loog tot een brij te men­gen , dezen onder gestadig omroeren te koken en vervolgens te filtréren, het achterblijvende uit te wasschen en het waschwater bjj het overige vocht te voegen, en vervolgens hierin zwavelzuur te laten droppelen totdat er een bruine neêrslag ontstaat. Na een bezinken van 24 uur, giet men het heldere vocht er af en maakt het overige droog door verdam­ping. De kleurstof, op die wijze verkregen, wordt met gomwater aangemengd. Dergelijke kleurstoffen verkrijgt men, wanneer men brandbare dierlijke en plantaardige stoffen, zooals wol, suiker, gom, kif enz. verkoolt, fijn wrijft en op dezelfde wijze bereidt als sepia. Door de meerdere of mindere mate van verkoling kan men verschillende nuan­ces verkrijgen.

Ook van de schors van den kastanjeboom en van de buitenste schil van walnoten kan men eene bruine verfstof be­reiden , — alsmede van zoethout, koffij, roet, tabak en van alle looistof-houdende plantendeelen. Wil men aan hout eene kaneelbruine kleur geven, dan kookt men de dunne plank­jes eerst met aluin, waarna men er 8 deelen roodhout en 1 deel geelhout bij voegt, de hoe­veelheid water vermeerdert en de plankjes daarin 3 of 4 dagen laat liggen. Men maakt deze kleur donkerder door middel van eene ijzer-oplossing. Op dergelijke wijze kan men ook eene cochenille-kleur aan het hout mededeelen. Bruin karmijn is eene oplossing van Keulsch bruin in eene sterke loog met eene geconcentreerde suiker-oplossing.

Tot de bruine olieverven behoort vooral bruin lak, hetwelk uit een afkooksel van boomschors bereid wordt. Om eene kastanje­bruine olieverf te verkrijgen, vermengt men rooden oker en zwartsel, en om deze lichter te maken, voegt men er gelen oker bjj. Ook kan men in plaats van rooden oker vermil­joen gebruiken, en in plaats van gelen oker steengeel. De Casselsche aarde of Keulsche omber is donkerbruin van kleur en geeft bij het glasschilderen een aangenamen, doorzigtigen toon, hoewel zij niet duurzaam is, maar grijs wordt.

Wanneer men ze in een geslo­ten kroes verhit, verkrijgt men bij verschil­lende warmtegraden onderscheidene nuances, en bij felle hitte eene donkerbruine kleur. Na afkoeling wordt die stof in water fijn gewreven en bij herhaling met warm water gewasschen. Andere bruine kleurstoffen zijn asphalt, bister, bruine oker, omber en man­gaan oxydule-oxyde, en ook uit Berlijnsch blaauw wordt eene fraaije, doorschijnende, duurzame bruine verfstof bereid, wanneer men het door verhitting of door eene alka­lische loog ontleedt. De bruine kleuren voor het glasschilderen bestaan uit mangaan, een vloeimiddel, zand- en loodglit; deze bestanddeelen worden zamengesmolten, ge­stampt en fijngewreven.

Om ivoor, hoorn, beenderen, marmer en ander gesteente bruin te maken, bedient men zich van eene verdunde oplossing van salpeter-zuurzilver, waarmede men die voorwerpen be­strijkt. Voor gipsbeelden en houtsnijwerk be­reidt men eene verfstof van Berlijnsch blaauw, lampzwart en gelen oker. De banketbakkers gebruiken gebrande suiker of caramel.

Om aan de grondstof van gebreide of ge­weven goederen of aan deze laatste eene bruine kleur te geven, handelt men op de volgende wijze:

Wol van schapen. Twintig pond gezuiverde wol worden in een afkooksel van 10 pond geelhout, 1/2 pond blaauwhout, 2 pond san­delhout en evenzooveel sumak 1½ uur ge­kookt. Daarna neemt men de wol er uit, laat ze koud worden, voegt bij het nat in den ketel 1 pond kopervitriool, waarna men, als dit opgelost is, de wol er wederom ½ uur in laat koken. Men maakt ze licht-koffijbruin, wanneer men in plaats van kopervitriool 1 tot 3 pond ijzervitriool gebruikt, — kersbruin, wanneer men er 5 pond geelhout en 4 tot 6 pond sandelhout bijvoegt. Om ze kastanje­bruin te maken kookt men ze in ruim water in eene oplossing van ½ pond dubbel-chroom- zure kali, ½ pond kopervitriool, ½ pond aluin en ¼ pond zwavelzuur (of in plaats van dit laatste ½ pond wijnsteen) gedurende een uur, waarna men ze koud laat worden en in zuiver water uitspoelt, en vervolgens nogmaals laat koken in water met 5 pond geelhout, 10 pond roodhout en 1 pond blaauw­hout, Neemt men wat meer van dit laatste, dan wordt de bruine kleur donkerder. Om aan de wol eene olijfbruine kleur te geven, kookt men die hoeveelheid in water met 10 pond geelhout gedurende een uur, spoelt ze af, legt ze nogmaals in het vocht met 1 pond roodhout en 1½ pond sumak, laat een en ander nog een uur koken, voegt er ¾ pond ijzervitriool en 1 pond kopervitriool bij en zet daarna het koken nog een uur voort.

Zijde. Twintig pond afgehaspelde zijde wordt in eene laauwwarme oplossing van ½ pond kopervitriool en 12 pond catechu (katsjoe) ge­legd en na verloop van 4 uur aan de lucht bloot­gesteld, waarna men ze gedurende een kwar­tier uurs in eene heete oplossing van 1 pond dubbel-chroomzure kali dompelt. Dit geeft kaneelbruin. Verlangt men donkerder kleur, dan spoelt men de zijde uit en brengt ze in een laauwwarm afkooksel van 2 tot 4 pond blaauwhout; wil men ze wat geler of rooder, dan doet men er geelhout of roodhout bjj.

Men verft zijde kersbruin door ze een nacht in eene koude oplossing van 5 pond aluin of van azijnzure aluinaarde te leggen, dan af te spoelen en daarna in een laauwwarm afkooksel van 8 pond roodhout, 8 pond geel­hout en 4 pond blaauwhout te brengen. Men verft ze kastanjebruin met aloë: in een grooten ketel lost men 26 pond aloë op in 10 pond water en voegt er bij kleine gedeelten 16 pond salpeterzuur bij. Heeft de gas-ontwikkeling opgehouden, dan doet men er 2 pond kali-loog bij van 20° B. Men doet er te meer water bjj, naarmate men lichter kleur verlangt, maakt het zuur met zout- of wijnsteenzuur en laat de zijde er in koken totdat zij de gewenschte nuance verkregen heeft.

Linnen en katoen. Om aan deze eene kas­tanjebruine kleur te geven, bevochtigt men 20 pond dier stof in warm water en legt ze dan 4 uur lang in eene heete oplossing van 12 pond catechu, 1 pond kopervitriool en 2 pond blaauwhout-extract, laat ze daarna eenigen tijd in de lucht hangen en brengt ze ten slotte ½ uur lang in eene heete oplossing van 1 pond roode chroomzure kali. Men maakt ze geelachtig bruin door bij het eerste bad eene oplossing van 2 pond geelhout-extract te voe­gen. Om ze kersbruin te maken, legt men de bevochtigde stof in eene oplossing van 2 pond blaauwhout-extract en 2 pond extract van quercitron (schors van den verf-eik, Quercus tinctoria), waarna men ze er uit neemt en 2 pond aluin en 1 pond tinzout bij het bad voegt. Hierin legt men de stof gedurende 1 uur, waarna men ze uitspoelt en in een afkooksel van 2 tot 4 pond blaauwhout brengt.

Geweven stoffen van wol en katoen. Men kookt 20 pond van deze stof in eene oplos­sing van rij pond roode chroomzure kali, ½ pond kopervitriool, pond aluin en ½ pond wjjnsteen gedurende 1 uur en legt deze dan gedurende 4 uur in eene sterke, koude oplossing van azijnzure aluin-aarde, stelt ze 12 uur lang aan de lucht bloot, spoelt ze naauwkeurig uit en verft ze vervolgens in een afkooksel van 5 pond geelhout, 10 pond roodhout en 1 of 2 pond blaauwhout. Wol wordt hierdoor kastanjebruin. Om aan het katoen dezelfde kleur te geven, dient men het nogmaals in het beschreven afkooksel te brengen.

Halfzijde wordt op de laatstgemelde wijze geverfd, maar het bovenbeschrevene koude bad wordt daarbij warm aangewend. Door­gaans echter kan hierbij alleen de ervaren verver de gewenschte kleur verkrijgen.

< >