Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bruin (naam)

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Claas Bruin, een Nederlandsch dichter. Hij werd geboren te Amsterdam den 20sten Februarij 1671, en schoon hij meermalen optrad als leeraar in de gemeente der Oude Friesche Doopsgezinden aldaar, om zijn va­der te vervangen, gevoelde hij geene roeping tot die betrekking, maar werd boekhouder op een kantoor en wijdde zijne vrije uren aan de dichtkunst. Tot zijne eerstelingen behooren “De aardbeving, hier te lande den 18den September 1692 voorgevallen” en “Aan­dachtige Bespiegelingen”, welke vervolgens beide in het eerste deel zijner “Zededichten” zijn opgenomen. Hij gaf onderscheidene treur­spelen in het licht, zoo als “De grondleg­ging der Roomsche vrijheid (1713)”, in 1716 herdrukt onder den titel “Lucius Junius Brutus, grondlegger der Roomsche vrijheid”, “De dood van Johan de Garcias enz. (1715)”, ‘David en Jonathan (1713)”, in 1737 herdrukt onder den titel “Spiegel van edelmoedige vriendschap”, “Aernout en Adolf van Egmond, hertogen van Gelder (1716 en 1786)”, “De deugdzame hoveling (1720)”, “De ver­hinderde wraak van C.

M. Coriolanus (1720)”, “De dood van Willem den Eersten, prins van Oranje (1721)” en “De grootmoedigheid van Epaminondas (1722).” Voorts gaf hij “Kleefsche en Zuid-Hollandsche Arcadia (1714 en 1730)”, “Noord-Hollandsche Arcadia (1732)” “Zededichten (1713, 1721, 1726, 1741)”, “De zegepralende Vecht (1719)”, “Korte schets van het leven en sterven der Martelaren (1720, 1730)”, “Honderd leerzame zinnebeel­den (1722)”, “De lustplaats Zoelen (1723, 1742)”, “Bijbelsche tooneelpoëzy (1724,1735, 1741)”, “Het leven van den apostel Paulus (1734, 1739, 1743)” enz. Zijne gedichten ademen den geest van zijn tijd: zij missen alle stoutheid, oorspronkelijkheid en losheid, maar bewegen zich met groote saaiheid op zedelijk en godsdienstig gebied. De talrijke drukken van sommige zijner poëtische wer­ken bewijzen echter, dat zij in den smaak vielen zijner tijdgenooten; ook zijn de treur­spelen van Claas Bruin in de voorgaande eeuw nog lang in den Amsterdamschen schouwburg vertoond. Hij overleed den 20sten December 1731.

Willem Bruin, een Nederlandsch wijsgeer en schrijver, geboren te Rijp den 29sten April 1759 en aldaar opgevoed in het weeshuis der Doopsgezinde gemeente. Hij werd vervolgens in de leer gedaan bij een timmerman en molenmaker, maakte hier uitmuntende vor­deringen, maar toonde tevens zoo grooten aanleg voor de beoefening der letteren, dat de leeraar der gemeente, Pieter Hartman, hem het voorstel deed, om hem tot de pre­dikdienst op te leiden. Dat werd door Bruin met geestdrift aangegrepen en hij achtte geene opoffering te groot, om zich geld voor boe­ken en tijd voor oefening te verschaffen. De kap van den molen werd zijn studeervertrek, en door zijne volharding bragt hij het zoo­ver, dat hij in 1783 zijne eerste leerrede uitsprak in de vacante gemeente te Kolhorn en Barsingerhorn. Weldra werd hij te Wie­lingen en in 1789 te Westzaan beroepen. Hij was aldaar met den meesten ijver werk­zaam en overleed den 22sten October 1826. Tot zijne geschriften behooren “Het lot der menschen na hunnen dood enz. (1793)”, “De levensgeschiedenis van Jezus niet overtollig enz. (1794)”, “Gemeenzame beschouwingen over de godsdienst voor ongeoefenden (1795)”, “Het goede Kristijntje of eene geschiedenis voor dienstboden (1795)”, twee wijsgeerige prijsverhandelingen in de werken van Teylers Genootschap, beide met zilver bekroond, “Godsdienstige en wijsgeerige beschouwingen der jongste staatsomwentelingen in Europa (1709)”, de roman in brieven “Frans Edeling en Sophia Constant (1801)”, “Proeve over de wijsheid van God in het ontwerp der Evangelische bedeeling (1800)” enz.

Johannes de Bruin, een Nederlandsch na­tuurkundige en wijsgeer. Hij werd geboren te Gorinchem den 25sten Augustus 1620, studeerde te Leiden en zette zijne oefeningen voort te ’s Hertogenbosch onder de leiding van Samuël Desmarets en daarna te Utrecht onder die van Ravensperger, waarop hy zich ten tweeden male naar Leiden begaf en weldra te Utrecht tot hoogleeraar in de wis- ­en natuurkunde benoemd werd. Hij gaf er tevens lessen in de ontleedkunde, alsmede over het werk van Hugo de Groot: “Van het regt van oorlog en vrede.” Hij overleed den 21sten October 1675, onderscheidene Latijnsche geschriften nalatende “Over de voedende kracht”, “Over de zwaarte en ligtheid der ligchamen”, “Over de natuurlijke kennis van God”, “Over de oorzaken en oorsprong van het licht”, eene “Verdediging der wijsbegeerte van Descartes” enz.

Florentius de Bruin, een verdienstelijk Ne­derlandsch godgeleerde. Hij was een neef van den voorgaande en werd geboren te Gorinchem in 1650, studeerde te Leiden en te Utrecht, was eenigen tijd veldprediker, daarna predi­kant te Schelluinen, en werd in 1690 beroepen te Gorinchem, waar hij in Julij 1724 overleed. Hij was ongemeen ervaren in de Hebreeuwsche taal en oudheden en schreef “De emendandis Hebraeae linguae anomaliis etc.”, “Overeen­stemming der vier Evangelisten”, “Eeuwspe­len der oude Romeinen”, “Over den Cate­chismus” enz.

Cornelis de Bruin of de Bruyn, een Neder­landsch schilder en schrijver. Hij werd gebo­ren te ’s Hage omstreeks het jaar 1624, ge­voelde reeds vroeg grooten lust om vreemde landen te bezoeken, en nadat hy zich vooral in de teekenkunst met ijver geoefend had, stelde de Amsterdamsche burgemeester Nicolaas Witsen hem in de gelegenheid, om aan dien lust te voldoen. Hij vertrok den Dten October 1674 over Duitschland naar Rome, waar hij onder den naam van Adonis in de schilders­bent werd opgenomen. Na een vertoef van 1½ jaar, waarin hij een groot aantal schet­sen vervaardigde, reisde hij naar Napels, toen naar Rome terug, vervolgens naar Livorno, en van hier vertrok hij naar Smirna en be­zocht Klein-Azië, Egypte en de eilanden van den Griekschen Archipel, terwijl hij den schat zijner teekeningen aanhoudend vermeerderde.

Daarna vertoefde hij vele jaren in Venetië, waar hij zich op de schilderkunst toelegde, en keerde in 1693 terug naar zijne geboor­testad, waar hij 5 jaar met het opstellen zijner reisbeschrijving doorbragt. Daarna ondernam hij, ondersteund door bovengenoemden bur­gemeester, een nieuwen, niet minder merkwaardigen togt: hij vertrok den 28sten Julij 1701 en reisde door Rusland en Perzië naar Indië, alwaar hij de kust van Malabar, Ceylon en Java bezocht. Te Petersburg schilderde hy het portret van Czaar Peter I, te Batavia dat der gouverneurs-generaal Willem van Outshoorn en Johan van Hoorn. Den 2den October 1708 keerde hij in het Vaderland terug en hield er zich bezig met het uitgeven van zijne werken, zich eindelijk vestigende te Utrecht, waar hy omstreeks het jaar 1719 overleed.

Zijne beide belangrijkste werken zijn : “Reizen door de vermaardste deelen van Klein-Asia, de eilanden Rhodus, Cyprus, Metilino, Stanchio enz., mitsgaders de voornaamste steden van Egypte, Syrië en Palaestina enz. (1698, met meer dan 200 koperen platen)” en “Reizen over Moskovië, door Persië en Indië, verrijkt met 300 kunstplaten, vertoonende de be­roemdste landschappen en steden, ook de bij­zondere dragten. beesten, gewassen enz. (1711, tweede druk 1714)”, welke fraai uitgevoerde werken ook in het Fransch, Engelsch en Duitsch zijn vertaald.

Anna Maria de Bruin, eene verdienstelijke Nederlandsehe tooneelspeelster, die in 1730 met grooten bijval in den schouwburg te Am­sterdam optrad, door hare voortreffelijke deug­den de algemeene achting verwierf, met den beroemden tooneelspeler Jan Punt in het huwe­lijk trad, en den 24sten Mei 1744 in den bloei harer jaren werd weggerukt.

< >