Onder dezen naam vermelden wij:
Alexander August Ferdinand von Opeln-Bronikowski, een Duitsch romanschrijver van Poolsche afkomst, geboren te Dresden den 28sten Februarij 1783. Reeds vroeg trad hij in Pruissische krijgsdienst, werd in 1806 te Breslau gevangen genomen en woonde vervolgens bij afwisseling te Breslau, te Praag en te Dresden. Bij den aanvang van den Fransch-Russischen oorlog diende hij bij de Poolsche troepen, werd weldra bij den generalen staf van den maarschalk Victor geplaatst, begaf zich in 1815 weder in Poolsche dienst, nam als majoor zijn ontslag en bleef tot in 1823 te Warschau. Daarna woonde hij achtereenvolgens te Dresden, te Halberstadt en toen weder te Dresden, waar hij den 21sten Januarij 1834 overleed. Bronikowski zocht de geschiedenis en de gesteldheid van Polen, in den trant van Walter Scott, in romantische tafereelen te schetsen. Zij waren echter te breed opgezet en te uitvoerig bewerkt, om algemeen in den smaak te vallen. Van zijne talrijke geschriften noemen wij “Hippolyt Baratinski (1825—1826,4 dln)”, en “Geschichte Polens (1827)”. Zijne gezamenlijke werken zijn te Dresden (1825—1835) en te Leipzig en Halberstadt (1829—1834) uitgegeven.
Xavier Bronikowski, een Poolsch patriot. Hij werd geboren in 1797 te Magilna in Galiciè', studeerde te Warschau in de regten, hielp toen reeds geheime genootschappen stichten, en verklaarde zich in 1819 in een vlugschrift een voorstander van de emancipatie der Israëlieten. Hij werd redacteur van een tijdschrift en trad daarna als regter in dienst van den Staat. Weldra werd hij verdacht gehouden van deelneming aan eene zamenzwering, in hechtenis genomen en na verloop van 16 maanden met verlies van zijn post op vrije voeten, maar tevens gedurende 2 jaar onder naauwlettend toezigt der policie gesteld.
Hij gebruikte dien tijd om den fraaijen roman “Pan unterleitenant Woyciech” te schrijven. Tot aan het uitbarsten der revolutie werkte hij aan Poolsche tijschriften en dagbladen, en na de Fransche Julij-revolutie vernieuwde hij zijne oude betrekkingen met Poolsche krijgslieden en was een ijverig lid der zamenzwering. Op den avond van den 29sten November 1830 had zijne heldhaftige geestdrift grooten invloed op het wélslagen der onderneming. Het eerste revolutionaire dagblad, hetwelk in die dagen verscheen om de Polen te wapen te roepen, namelijk “de Patriot”, werd door hem geredigeerd. De club der Patriotten koos hem tot vice-president, en weldra werd hij lid van den Raad van bestuur.
Tijdens de dictatuur van Chlopicki werd hij wederom beschuldigd van zamenspanning tegen diens bewind, zoodat hij met Lelewel en Ostrowski in den kerker werd geworpen, doch hij ontkwam door den val van den dictator aan een crimineel procés. Bij het naderen van den overwinnenden vijand snelde ook Bronikowski te wapen en was als vrijwilliger bij den generalen staf van Dwernicki bjj den slag van Nowawics en Kurow en bij dien van Bosewel. Bij zijn terugkeer te Warschau redigeerde hij het blad “Het vrije Polen” en werd door Krukomecki tot vice-president der hoofdstad benoemd. In die betrekking vaardigde hij zelfs nog na de capitulatie eene proclamatie uit aan de inwoners, waarin hij hen aanspoorde, om straat voor straat tegen den erfvijand van Polen te verdedigen. Daarna nam hij de wijk naar het westen van Europa en schreef “Meine Auswanderung aus Warschau”, alsmede “Griefs nouveaux des cabinets européens contre le cabinet russe (1832).” Sedert 1833 is hij medewerker aan het Poolsche tijdschrift “Phénix”.