Brandpunt noemt men de plaats, waar de lichtstralen, van één lichtpunt uitgaande, zich vereenigen, nadat zij door een hollen spiegel teruggekaatst of door eene convergérende lens (brandglas) gebroken zijn. Wanneer alle stralen evenwijdig aan de hoofdas op den spiegel of de lens vallen, verkrijgt men het hoofdbrandpunt; men kan dat, wegens den grooten afstand, aannemen bij de zonnestralen.
De afstand van het brandpunt tot den spiegel of de lens noemt men de brandpuntsafstand of de brandwijdte. Plaatst men het lichtgevend punt in zijn brandpunt, dan wordt zijne vroegere plaats zijn brandpunt, zoodat de plaats van het lichtgevend punt en zijn brandpunt den naam van elkanders toegevoegde brandpunten dragen.
Bolle spiegels en divergérende lenzen hebben geene eigenlijke brandpunten, daar zij de stralen na de terugkaatsing of breking verspreiden. Zij worden echter zoodanig verspreid alsof zij van een punt, achter dien spiegel of lens gelegen, uitgingen, en men geeft aan dat punt den naam van virtueel of denkbeeldig brandpunt.
De plaats van het brandpunt is afhankelijk van den graad van kromming der terugkaatsende of brekende oppervlakten, en bij de laatste van den brekings-index der stof, waaruit de lens bestaat.
De hoogere meetkunde kent eenige kromme lijnen met brandpunten, namelijk de ellips en hyperbel met 2 en de parabel met 1 brandpunt. De naam is afkomstig van de eigenschap, dat de langs genoemde lijnen teruggekaatste lichtstralen elkander in die punten snijden.
Bij de ellips vereenigen de stralen van een licht, in het ééne brandpunt geplaatst, zich in het andere, nadat zij aan den omtrek der kromme zijn teruggekaatst. Bij de hyperbel worden de stralen van een licht, in één der brandpunten aanwezig, na de terugkaatsing zóó verstrooid alsof zij van het andere brandpunt uitgingen, terwijl de lichtstralen, die evenwijdig aan de as op de parabel vallen, in het brandpunt zamenkomen. Ook de holle oppervlakten der ligchamen, door de omwenteling dier kromme lijnen om hare assen ontstaan, hebben diezelfde eigenschap.