Brahmanen of zonen van Brahma zijn in de ruimste beteekenis de afstammelingen en vereerders van Brahma en in engeren zin de priesters van Brahma, de leeraren des volks, de raadslieden der koningen, de handhavers der wetten, de geneesheeren der kranken, de vertegenwoordigers der wetenschappen, die verpligt zijn, de Veda’s te verklaren en de godsdienstige plegtigheden te verrigten. Nadat de jeugdige Brahmaan op eene plegtige wijze in zijne kaste is opgenomen, neemt het bestudéren der heilige boeken een aanvang en hij ontvangt den titel van Brahmatsjari. Is hij tot jaren des onderscheids gekomen, dan rust op hem de verpligting om een huwelijk aan te gaan en als Grihastha een huisgezin te stichten.
Heeft hij een zoon voor zijn gewijden stand opgeleid, dan moet hij zich als Vanaprastha in de eenzaamheid der wouden begeven, totdat hij als Sannyasi gelouterd aanlandt in den schoot der Godheid. Omstreeks het vierde deel der Brahmanen behoort tot den stand der priesters; de overigen bekleeden wereldlijke betrekkingen, maar allen genieten belangrijke voorregten. Zij zijn bevrijd van de doodstraf, van de belastingen, van de verbeurdverklaring van goederen en vormen het onschendbaar hoofd van het maatschappelijk ligchaam. “Wie een Brahmaan” — zoo luidt het — “met een grashalm slaat, zal met de pijnigingen der hel gestraft worden.” Daarentegen wordt den Brahmaan voor de zwaarste misdaden enkel geldboete of in het ergste geval verbanning opgelegd.