Botnia is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch geslacht. Tot zijne merkwaardigste leden behooren:
Feyke Botnia of Bottinga, een afstammeling van Odo Botnia, die in 927 met de Noormannen in Friesland kwam. Hij nam in 1095 deel aan een kruistogt naar het Heilige land, was bij het beleg van Nicaea, onder Godfried van Bouillon, aanvoerder eener bende van 3000 man en werd bij de belegering van Jerusalem zwaar gewond.
Een dienaar van zijn boezemvriend Eelko Liauckema vond hem op het slagveld en bragt hem in veiligheid. Na zijne genezing werd hij door Godfried van Bouillon tot ridder geslagen. In 1106 keerde hij naar het Vaderland terug, en in 1109 deed hij nogmaals een togt naar Palaestina. Toen hij echter zijn reisgenoot Eelko Liauckema door den dood verloren had, begaf hij zich weldra wederom huiswaarts.
Odo Botnia, die in 1356 op zijne stins te Marrum gevestigd was. Als een onverschrokken krijgsman en voorstander van de partij der Vetkoopers bragt hij aan de Schieringers groote nadeelen toe, bijgestaan door zijn vriend en zwager Jakle Jeppema, totdat Sikke Dekama en Gale Hanya geduchte wraak namen. De vertoornde Vetkoopers trokken nu op onder aanvoering van Botnia, terwijl Dekama over de Schieringers bevel voerde. Zij leverden slag op de Menaldumer Mieden (18 Augustus 1397), — de Vetkoopers leden de nederlaag, en de beide aanvoerders werden zwaar gewond, waarna zij zich verzoenden en later steeds vrienden bleven. Botnia beijverde zich nu, om met Dekama en Hanya weerstand te bieden aan Albrecht van Beijeren, graaf van Holland, die de Friezen aan zijne heerschappij wilde onderwerpen. Toen ’s Graven zoon Willem van Oostervant na zijne landing in Friesland oostwaarts trok, stond Botnia met eene bende Friezen bij Foswert, om hem het voortrukken te beletten , maar hij moest voor de overmagt bukken en den Hertog als heer erkennen. Niettemin namen Botnia en zijne vrienden elke gelegenheid waar, om het Hollandsche juk af te schudden, — ’t geen eindelijk gelukte.
Daarna werden de 8 vrienden achtereenvolgens tot potestaat gekozen, maar geen van hen achtte zich bekwaam genoeg om die gewigtige betrekking te aanvaarden. Toen Hanya in 1409 en Dekama in 1410 overleden waren, staken de Schieringers het hoofd op en bedreven allerlei vijandelijkheden in Oostergo. Dat kon Odo Botnia niet dulden. Hij deed een inval in Westergo en vernielde te Mantgum, Jellum, Boxum en Marsum de stinsen der Schieringers, terwijl op zijn last die van Dekama en Hanya te Weidum gespaard bleven. Hij overleed den 24sten Augustus 1411, vermoedelijk aan de gevolgen zijner wonden.
Tjalling van Botnia van Nieuwland. Deze woonde in 1498 den togt naar Bergum tegen de Groningers bij, werd in 1513 grietman van Hennaarderadeel, en later heerschap te Franeker, waar hij op Botnia-huis zijn verblijf hield. Hij behoorde tot de 60 edelen, die in 1515 den huldigingseed voor Karel V aflegden, waarna hij door den stadhouder Egmond tot ridder geslagen werd. Hij werd voorts raad in het Hof van Friesland, maakte in 1517 ten behoeve van de Bourgondische partij zich meester van, zag zich in 1521 benoemd tot grietman van Franekeradeel, en werd het volgende jaar, met Schenck Genemuiden belegerende, door de Gelderschen gevangen genomen. Weldra echter was hij weder in vrijheid. Hij overleed in 1533.
Julius van Botnia. Deze was in het begin van den oorlog tegen Spanje een groot voorstander onzer onafhankelijkheid. Hij behield Franeker voor den prins van Oranje en vervoegde zich te Haarlem bij dien Vorst, om hulp te verkrijgen, ten einde geheel Friesland onder diens gezag te brengen.
Toen echter de Spanjaarden in Friesland de overhand behielden, moest Botnia in den vreemde rondzwerven. Betere tijden echter bragten hem weêr op zijn huis te Franeker. Hij had in 1582 zitting in de Staten-vergadering van Friesland en bekleedde in dit gewest aanzienlyke ambten tot aan zijn dood toe, welke voorviel op den 28sten April 1614.
Syds of Sikko van Botnia, die zeer in de gunst stond van Philippus II van Spanje en in 1578 aangesteld werd tot grietman van Wijmbritseradeel. Niettemin behoorde hij tot de onderteekenaars van het verbond der Edelen en tot hen, die in 1572 de Friesche steden in de magt wilden brengen van den prins van Oranje. Vele jaren was hij volmagt ten landsdage en in 1603 gedeputeerde uit Westergoo. Men meldt, dat hij in 1615 overleden is.
Duco van Botnia, in 1615 grietman van Wymbritseradeel, volmagt ten Landsdage en dijkgraaf. Hij overleed den Isten October 1621.