Bopp (Franz), een uitstekend beoefenaar der Oostersche letterkunde, werd geboren te Mainz den 14den September 1794. Hij genoot eerst zijne opleiding te Aschaffenburg , studeerde te Würzburg en begaf zich toen naar Parijs, waar hij in Chézy, Sylvestre de Sacy en von Schlegel vrienden en begunstigers vond. Hij vertoefde er 5 jaar, ging in 1817 naar Londen, vestigde zich in 1818 te Göttingen en werd in 1821 beroepen als buitengewoon hoogleeraar te Berlijn.
Hier werd hjj in 1822 lid der Academie van Wetenschappen en in 1825 gewoon hoogleeraar in de Oostersche taal- en letterkunde. Met ijver en uitstekend gevolg bestudeerde hij het Sanskriet. Weldra verscheen van zijne hand “Ueber das Konjugationssystem der Sanskritsprache (1816)”, — voorts verschillende fragmenten uit de Mahabharata, — een “Ausführliches, Lehrgebaude der Sanskritsprache (1827)”, — “Kritische Grammatik der Sanskritsprache (1834,4de uitgave 1868)”, —en “Glossarium Sanscritum (1830, 4de uitgave 1868).” Vooral heeft hij veel geschreven over vergelijkende taalstudie, zoodat zijn werk “Vergleichendo Grammatik des Sanskrit, Zend, Griechischen, Lateinischen, Lithauischen, Altslawischen, Gothischen und Deutschen (6 dln 1833—1852, 3de uitgave 3 dln
1868—1871) als het belangrijkste voortbrengsel van dien geleerde wordt beschouwd. Hieruit blijkt, dat de talen van alle Indo-Germaansche volkeren uit eene thans verdwenen, oorspronkelijke taal zijn ontstaan. Bopp overleed te Berlijn den 23sten October 1867, en eene naar hem genoemde stichting bevordert de pogingen van hen, die zich aan vergelijkende taalstudie willen wijden.