Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bond

betekenis & definitie

Bond (Een) is in staatkundigen zin eene vereeniging, wier leden óf aan geene gemeen­schappelijke souvereiniteit onderworpen zijn óf, zelve staten vormende, een gemeenschap­pelijk gezag, hoe beperkt dan ook, erkennen. Tot een duurzamen statenbond van volkeren is volstrekt noodig, dat deze tot denzelfden stam behooren, alsmede dat zij in het bezit zijn van dezelfde taal, dezelfde beschaving, denzelf­den bodem en hetzelfde klimaat, — voorts dat zij denzelfden strijd voeren tegen de krachten der natuur enz. Zulk een statenbond berust op de gelijkvormigheid der leden en op hunne ge­lijke nationaliteit.

Overal in de Oude wereld, bij Hebraeërs, Phoeniciërs, Grieken, Italianen en Germanen, vinden wij zulke vereenigingen, welke langzamerhand in souvereine Staten her­schapen zijn. Dergelijke vereenigingen kunnen het monarchaal, het aristocratisch, het demo­cratisch of het vertegenwoordigend beginsel huldigen; van het laatste zien wij een voor­beeld in Amerika, en van het voorlaatste in Griekenland.

Zulke vereenigingen kunnen voorts enkel een verbond of alliantie vormen zonder duur­zame verpligtingen, zoodat zij ligt vernietigd worden, evenals de vroegere coalities tegen Frankrijk, maar zij kunnen ook een staten­bond vormen, zooals Duitschland, of een bond­staat, zooals Noord-Amerika.

Het bondstelsel is voor het lot, de vrijheid en de beschaving der volkeren eene zaak van het hoogste belang. Van de 3 soorten: bond­staat (civitas composita), statenbond (foedus civitatum) en statenverbond behooren de eerste tot de staatsregtelijke en de beide laatste tot de volkenregtelijke vereenigingen. Bij deze verschillende vormen liggen de gelijkheid en zelfstandigheid der Staten tot grondslag, maar alleen de beide eerste zijn onderworpen aan een centraal gezag. In den bondstaat brengt elk lid een gedeelte zijner souvereiniteit vrij­willig ten offer aan het geheel; de leden vereenigen zich tot een zedelijk ligchaam, onder­werpen zich aan een gemeenschappelijk ge­zag, in de algemeene constitutie neêrgelegd, en vormen alzoo een staatsregtelijk geheel zonder evenwel één enkelen Staat uit te maken. Het doel van den bondstaat is in het algemeen dat van elken Staat, namelijk regtszekerheid, als­mede het bevorderen der welvaart, de verede­ling der ingezetenen en het handhaven der vrij­heid en regtvaardigheid. De grenslijn, tot welke de afzonderlijke Staten hun gezag afstaan, wordt juist bepaald door de beslissing, in hoever genoemd doel door de bondstaten af­zonderlijk niet kan worden bereikt. Daar de vereeniging zoowel eene in- als eene uitwen­dige is, die zich de bereiking van het hoog­ste doel tot taak stelt, zoo moet zij bekleed wezen met den souvereinen wil, die zich in den wetgevenden arbeid en in de uitvoe­rende magt openbaart.

In den bondstaat is de regering der afzonderlijke Staten geene middelaresse tusschen het hoogste gezag en de burgers, zoodat de bondswetten geene afzon­derlijke afkondiging behoeven voor iederen Staat. Alle burgers der afzonderlijke Staten zijn door het bondsburgerregt vereenigd, zoodat zij een gemeenschappelijk vaderland hebben en óf door dezelfde geschiedkundige gebeurtenissen óf door dezelfde ontwikkeling en een eensgezind streven op het naauwst verbonden zijn. Zullen echter de krachten der burgers voor gemeenschappelijke bedoe­lingen op het innigst vereenigd blijven, wil men zoowel de algemeene nationaliteit als de eigenaardigheden der afzonderlijke Staten gehandhaafd zien, dan zijn hiervoor bepaalde organen noodig. Voor het eerstgenoemde moet een bonds-opperhoofd optreden, voor het tweede de nationale vertegenwoordiging en voor het derde een ministérie.

De magten behooren goed geëvenredigd te wezen, want zoo ééne de overhand krijgt, volgt er dwin­gelandij of regéringloosheid. Het is van be­lang , dat de afzonderlijke Staten afstand doen van het regt, om met vreemde Staten verbindtenissen te sluiten, een afzonderlijk leger in dienst te hebben enz. Tevens moeten de constitutiën der verschillende Staten althans in de hoofdbeginselen gelijk wezen. De Amerikaansche Bondstaat waarborgt zijnen bur­gers den republikeinschen regéringsvorm, vrijheid van drukpers, het regt van verga­dering en van petitie, uitsluiting van den adel, vrijheid van godsdienst, regtspraak door gezworenen, het regt om wapens te dragen en de onschendbaarheid der woning.

De statenbond stelt zich ten doel, de souvereiniteits-regten van een aantal souvereine Staten tot een gemeenschappelijk geheel te vereenigen. De centrale magt strekt zich enkel uit tot bepaalde bedoelingen, en de souvereiniteit der afzonderlijke Staten blijft ongedeerd. Hij beoogt, zooals in de bonds-acte van den voormaligen Duitschen Bond te lezen is, de onafhankelijkheid en onschend­baarheid van alle Staten, die in den Bond zijn opgenomen, benevens de handhaving der in- en uitwendige veiligheid. Tusschen den bondstaat en den statenbond heeft men vele gewijzigde vormen, zoodat genoemde twee zelden in volmaakte zuiverheid voor­komen.

Bij het statenverbond blijft in elken Staat het eigen bestuur oppermagtig en onafhan­kelijk, terwijl de verschillende Staten zich tot een bepaald doel — doorgaans tijdeljjk of voor onbepaalden tijd — vereenigd hebben.

Bond, afkomstig van het Engelsche werk­woord “to bind”, noemt men voorts in Enge­land en Amerika een staats-schuldbrief. Ook handelswaren, die in entrepot zijn opgesla­gen, worden er door aangeduid.

< >