Onder dezen naam vermelden wij:
Amadéus Wenzel Böhm, een uitstekend graveur. Hij werd geboren te Praag in 1769 of 1771, genoot het onderwijs van Kohl te Weenen, was voorts werkzaam te Leipzig, en overleed aldaar in 1823 als lid der Academie van Schoone Kunsten. Tot zijne voornaamste werken behooren: Paulus, naar Screta in het Muséum te Dresden, de portretten van den Koning en de Koningin van Denemarken, naar Gröger, de Madonna naar Guido Beni enz.
Johann Daniël Böhm, een beroemd beeldhouwer en stempelsnijder. Hij werd geboren den 26sten Maart 1794 te Wallendorf in Hongarije, legde zich eerst toe op den koophandel en wijdde zich daarna aan de kunst (1814). Wél was hij aanvankelijk een leerling van Cervara, maar hij vormde zich voorts zelfstandig te Florence en te Home, waar hij een mededinger werd van Thorwaldsen en Canova. Hij heeft hoofdzakelijk standbeelden en busten vervaardigd, zooals een faun uit den optogt van Bacchus, Amor als leeuwentemmer, eene antieke danseres, de voornaamste vorsten uit het huis van Oostenrijk enz., alsmede een aantal ongemeen fraaije medailles.