Onder dezen naam vermelden wij:
Pieter Boddaert, een Nederlandsch dichter, geboren te Middelburg den 6den Augustus 1694. Reeds vroeg bezocht hij de hoogeschool te Leiden, en was vervolgens advocaat te Middelburg, griffier van het leenhof van Vlaanderen, en tevens van de admiraliteit van Zeeland. Hij overleed den 28sten Januarij 1760. Hij was een warme voorstander van kunsten en wetenschappen, en zijne “Stichtelijke gedichten” zijn bij herhaling uitgegeven.
Pieter Boddaert, den jongsten zoon van den voorgaande, geneesheer en oud-raad der stad Vlissingen, lid van de Keizerlijke academie van natuuronderzoekers en van andere geleerde genootschappen. Hij was vervolgens lector in de natuurlijke historie aan de hoogeschool te Utrecht en heeft zich bekend gemaakt door eene reeks van werken, welke op dier-, plant- en delfstofkunde betrekking hebben.
Pieter Boddaert Junior, een zoon van den voorgaande, geboren te Utrecht in October 1766. Hij studeerde aldaar in de regten, vestigde zich vervolgens te Amsterdam als advocaat, en onderscheidde zich door zijn dichterlijken aanleg. Hij verviel intusschen tot een losbandig leven, misbruikte zijne gaven tot het zamenstellen van zedelooze gedichten en overleed ten gevolge van een val, waarbij hij zijn been brak, op den 9den Maart 1805.