Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Blum

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wjj:

Karl Ludwig Blum, een Deensch compo­nist en tooneeldichter. Hij werd geboren te Berlijn in 1785 en betrad in 1805 het tooneel. Hij studeerde te Königsberg onder de leiding van Hitler en keerde in 1810 terug naar Ber­lijn, waar hij benoemd werd tot muziekdi­recteur van prinses Wilhelmina van Pruissen. In 1817 begaf hij zich naar Weenen, vond er in Saliéri een leermeester en vriend, en werd in 1820 hofcomponist aan den Konink­lijken schouwburg te Berlijn. Voorts vertoefde hij eenigen tijd te Parijs, deed reizen door Italië, Frankrijk en Engeland, en was als componist aanhoudend werkzaam tot aan zijn dood op den 2den Julij 1844. Hij heeft meer dan 150 tooneelstukken nagelaten, waaronder zich vele bevinden, die met grooten bijval zijn vertoond. Ook zijn onderscheidene gedichten van hem in het licht verschenen.

Robert Blum, een Duitsch schrijver, die vooral door zijn aandeel aan de staatkundige woelingen van 1848 en door zijn tragischen dood eene algemeene belangstelling gewekt heeft. Hij werd geboren te Keulen den 10den November 1807. Eerst tot handwerksman op­geleid, kwam hij vervolgens op een kantoor, en kreeg daarna eene ondergeschikte betrek­king aan een schouwburg. Hierbij vond hij ech­ter tijd en gelegenheid, om zich te oefenen in de letterkunde. Weldra schreef hij artike­len in tijdschriften, vervaardigde een tooneelspel en redigeerde met anderen het “Theater-lexicon”. Zijne staatkundige werkzaamheden namen een aanvang in 1837, toen hij bij een feest, door een aantal burgers van Leipzig, ter eere van de afgevaardigden Todt en Dieskau aangerigt, tot spreker werd gekozen bij het overreiken van den eere-bokaal. In 1840 be­hoorde hij tot de eerste stichters van de Schillers-vereeniging en vervolgens van de Schrijvers-vereeniging, — voorts plaatste hij zijne opstellen vooral in de “Sächsischen Vaterlandsblätter”.

Met geestdrift nam hij deel aan de Duitsch-Katholieke beweging, en zelfs plaatste hij zich in 1845 aan het hoofd der nieuwe gemeente, die te Leipzig was gesticht. Na de bloedige botsingen van 1845 hield hij het volk terug van verdere verkeerd­heden. Hij liet voorts zijne betrekking bij den schouwburg varen, om een boekhandel te beginnen, doch hij bemoeide zich tevens meer en meer met staatkundige aangelegen­heden. Zijne benoeming tot lid van den ge­meenteraad van Leipzig (1847) werd door de regering niet bevestigd. Toen in Februarij 1848 het oude stelsel begon te waggelen, zocht hij met kracht den val van het ministérie te be­werken. In die dagen ontwikkelde hij eene buitengewone werkzaamheid en was in Sak­sen het middelpunt zijner partij. In de eerste plaats stichtte hij eene politieke vereeniging, die onder den naam van “Vaterlandsverein” weldra meer dan 40000 leden telde, en ook de “Vaterlandsblätter” herrezen uit het graf.

In het Vóórparlement was hij ondervoorzitter en voerde er heerschappij door zijne tegenwoordigheid van geest en door zijne krachtige stem. Hoewel hij door zijne poli­tieke tegenstanders tot de republikeinen ge­rekend werd, genoot hij geenszins de gunst der republikeinen van het zuiden. Hij werd te Leipzig gekozen tot afgevaardigde naar het Parlement te Frankfort, ofschoon van de andere zijde al het mogelijke gedaan was om die keuze te verijdelen. In die vergade­ring behoorde hij tot de minderheid: hij was er de aanvoerder der linkerzijde, doch ver­maande tevens de doldriftigen tot gematigd­heid. Daarom beschuldigde men hem van be­sluiteloosheid, en zelfs zijne politieke eerlijk­heid werd door sommigen in twijfel getrok­ken. Als redenaar onderscheidde hij zich door gevatheid en gloed, — hetgeen echter zijne gebrekkige opleiding niet kon goed maken.

Toen de gebeurtenissen, in October te Weenen voorgevallen, te Frankfort bekend werden, was Blum de eerste, die aandrong tot het opzenden van een adres. De uiterste linkerzijde en de linkerzijde vereenigden zich, en op beider last begaven Blum en Fröbel zich naar Weenen, om er het adres over te brengen. Den 17den bereikten zij Oostenrijks hoofdstad en werden in eene volle zitting aan den gemeenteraad voorgesteld. Met geest­drift voor de goede zaak vervuld, voegde Blum er zich bij de revolutionaire strijders; hij voerde er bevel over eene barricade en stelde zich bloot aan het hevigste vuur.

Na de bestorming van Weenen vertoefde hij in zijn hotel en werd er den 4den November met zijn mede-afgevaardigde in hechtenis genomen. Hoewel hij zich, als afgevaardigde van den Rijksdag, op zijne onschendbaarheid beriep, werd hij voor den krijgsraad gesteld, en deze veroordeelde hem tot den strop, omdat hij de wapens gevoerd had tegen de Keizerlijke troepen, — een vonnis, dat in dier voege gewijzigd werd, dat hij zou worden doodge­schoten, — hetgeen op den 9den November des ochtends in de Brigtiten-au geschiedde. Zijn treurig lot verwekte algemeene deelne­ming, en er stak in Duitschland een alge­meene storm van verontwaardiging op over de schennis van het volkenregt. Er werd voor de achtergeblevene betrekkingen van Blum eene inschrijving geopend, die 40000 thaler opleverde.

< >