Men gebruikt dezen naam voor elk bloembekleedsel, dat slechts uit één krans van blaadjes bestaat, of voor 2 of meer kransen van bloembekleedselen, zoodra hunne bladeren in kleur en in andere opzigten overeenkomen. Van het eerste geval vinden wij voorbeelden in de melde (Chenopodium, fig. 1) en in de pijpbloem (Aristolochia Clematitis, fig. 2); het bloemdek van laatstgenoemde plant is symmétriseh.
Het tweede geval ontdekken wij in de lelie (Lilium candidum, fig. 3). Even als bij de bloemkroon, zoo vindt men ook hier blad-achtige aanhangsels, zooals bij de narcis (Narcissus pseudo-narcissus, fig. 4).
Somtijds zijn de twee bladkransen van het bloemdek verschillend van vorm, zooals bij de zuring (Rumex , fig. 5), — en eindelijk komt het weleens voor, dat de binnenste bladeren onderling ongelijk zijn, zooals bij Orchis maculata (fig. 6).