In die onbeschaafde periode van de ontwikkeling der maatschappij, waarin het staatsverband nog zoo zwak is, dat de Staat niet bij magte is, om het regt te handhaven en de leden der maatschappij tegen onregt te beschermen, — in die periode treedt het familieleven sterk op den voorgrond, en zoeken de leden der familie, de individuen, in die vereeniging elkander hulp en bijstand te verschaffen tot afwering van onregtmatige aanvallen en tot het nemen van wraak en vergelding over misdrijven tegen den bedrijver van het onregt.
De moordenaar wordt op leven en dood vervolgd door de naaste verwanten van den verslagene: de beleedigde, bijgestaan door zijne naaste magen, vervolgt den beleediger, totdat de geledene beleediging door een onregt van gelijke waarde aan dezen gepleegd, als ’t ware is opgeheven, uitgewischt. De moordenaar, de beleediger, van zijn kant, wordt gesteund door zijne stamgenooten: van weerszijden is het voor de familieleden onderling een regt en een pligt, om elkander in dien strijd bij te staan. Dat is de bloedwraak. Het bloed van een stamgenoot moet gewroken worden door het bloed van een lid der familie, waartoe de beleediger behoort. In de eerste plaats zijn de naaste verwanten tot de wraak geregtigd en verpligt: de vader wreekt den zoon; de broeder den broeder. De twisten der individuen worden aldus twisten tusschen de familiën.
Vijandig staan zij voortdurend tegenover elkander; en de wraak is niet geëindigd, vóórdat het aantal moorden enz. aan beide zijden gelijk staat, totdat een nieuw misdrijf op nieuw de oude vijandschap doet ontbranden. Naarmate de Staat zich met meer klem kan doen gelden, wordt de bloedwraak ingekort: er worden middelen bedacht en ingevoerd, waardoor de wraak kan worden voorkomen of geëindigd. Het getal van de verwanten tot de wraak verpligt en geregtigd wordt verminderd; asylen, vrijplaatsen worden ingesteld, waar de beleediger, onder de bescherming van de heiligen , vrij is van de vervolging der verwanten. Er komt eene onderscheiding in de misdrijven tusschen zoenbare en onzoenbare; d.i. de zoenbare kunnen gezoend, afgekocht worden door eene som gelds “het bloedgeld,” “weergeld,” door den beleediger, des noods met zijn verwanten, op te brengen aan den beleedigde of aan zijne familie. Het getal onzoenbare misdrijven neemt langzamerhand af: de zoen wordt derhalve meer en meer gebruikelijk: nog later wordt zij verpligt: de bloedwraak verdwijnt.
Men vindt de bloedwraak in de geschiedenis van alle volken; maar vooral bij de Germaansche stammen hoort zij te huis. Nog heden ten dage is zij inheemsch bij de Arabieren en andere volken op gelijken trap van beschaving in Azië, Afrika en Amerika.
Vermeldingswaard is nog de met ons onderwerp in verwantschap staande “bloed- broederschap”, vooral bij de Noordsche Germanen, op IJsland, vroeger gebruikelijk, welke een vereeniging was van mannen, die op leven en dood zich verbonden, om de bloedwraak de een voor den ander over te nemen, en wanneer deze niet uitgeoefend kon worden, bijvoorbeeld, omdat de een aan eene ziekte stierf, dan behoorden de ander zich zelve te dooden. Dergelijke instellingen vindt men ook bij Slavische volken, zooals bij de Illyriërs; en soortgelijke gewoonte heerscht onder de Dajakkers op Borneo.