Bladmossen of Loofmossen zijn bedekt-bloejjende planten met stengels en bladeren en met eigenaardige zaaddoosjes. Deze zijn doorgaans geplaatst op een steel en springen open met een stomp, kegelvormig of snavelvormig dekseltje, hetwelk omgeven is door een vliezig kapje, de huik genaamd, waarna zij eene ronde opening vertoonen, met eene enkelvoudige of dubbele rjj van 4, 8, 16 of 32 tanden, of met een dun vlies voorzien.
Zulk een zaaddoosje bevat sporen en in het midden een zuiltje, dat aanvankelijk verbonden is met het dekseltje. De bladmossen onderscheiden zich van de levermossen, doordien hare zaaddoozen niet met vrije kleppen en de sporen niet met springdraden voorzien zijn, en van de korstmossen, doordien laatstgenoemde geen afzonderlijke bladeren en stengels bezitten en vruchten van gansch anderen vorm.
De bladmossen zijn in velerlei vormen overal verspreid, vooral in de koude luchtstreken en op vochtige, beschaduwde plaatsen. Deze planten groeijen te zamen op tot uitgestrekte, kussenvormige zoden, die den lossen grond, de rotsen en vaak de boomstammen bedekken. Zij nemen eene groote hoeveelheid vochtigheid op en beletten daardoor vaak bij regenvlagen in de gebergten het ontstaan van verwoestende stroomen. De meeste bladmossen zijn klein; in ons Vaderland heeft men ruim 250 verschillende soorten gevonden.