Bias, één der 7 wijzen van Griekenland, was afkomstig uit Priéne in Lydië, een zoon van Teutamus en een tijdgenoot van den Lydischen koning Alyattes en van diens zoon Croesus (570 vóór Chr.). Volgens de spreuken, die aan hem worden toegeschreven en vooral door Diógenes van Laërte tot ons gekomen zijn, is de wijsheid het onvervreemdbaar eigendom van den mensch en zijn teerkost op de reis van de wieg naar het graf, — het goede de bewustheid, van het regtmatige, — de grootste rijkdom niets te wenschen, — en het werk van den wijze schade te kunnen aanbrengen, maar het niet te willen.
Toen de inwoners van Priéne tijdens de belegering dezer stad door Mazares het besluit genomen hadden, om met have en goed de stad te verlaten en zich er over verwonderden, dat Bias daartoe geenerlei aanstalten maakte, voegde hij hun toe: “Al het mijne draag ik bij mij”. Zijne spreuken zijn door Orelli verzameld. Men zegt, dat hij ook een gedicht van 2000 verzen geschreven heeft tot lof van lonië. Zijn beeld, door Lysippus van marmer vervaardigd, is te Tivoli opgedolven.