Van de merkwaardige mannen van dien naam vermelden wij:
Antoine César Becquerel, een verdienstelijk Fransch natuurkundige. Hij werd geboren den 7den Maart 1788 te Chatillon-sur-Loing in het departement Loiret, bezocht de polytechnische school te Parijs en werd in 1808 ingenieur.
In de jaren 1810 tot 1812 nam hij onder het bevel van Suchet deel aan den Spaanschen veldtogt en onderscheidde zich hierin zoozeer dat hij met het kruis van het legioen van eer en met den rang van kapitein werd beloond. Daarna werd hij onderinspecteur van de Polytechnische school, en in 1813 zond Napoleon 1 hem naar de noordelijke grenzen om er tot verdediging des lands werkzaam te wezen. Na het innemen van Parijs nam hij zijn ontslag uit de dienst en wijdde zich geheel aan natuur- en scheikundige onderzoekingen, welke grootendeels in de “Annales de physique et de chimie” zijn opgenomen. Vooral de leer van de electriciteit en van het magnetismus heeft hij met een aantal nieuwe ontdekkingen verrijkt. ZJ)n voornaamste geschrift handelt over dat onderwerp en is getiteld “Traité expérimental de l’électricité et du magnétisme (Parijs, 1834—1837, 5 deelen).” Hij heeft belangrijke proeven genomen over de electrische eigenschappen van het toermalijn, over het geleidend vermogen der metalen, over de werking der warmte op slechte geleiders, over de opwekking van electriciteit door aanraking van verschillende stukken van hetzelfde metaal enz. Reeds in 1819 werd hij opgenomen in de academie van wetenschappen.
Louis Alfred Becquerel, een schrijver over geneeskundige onderwerpen en den oudsten zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs in 1814, verwierf reeds als student eene gouden medaille bij de geneeskundige faculteit aldaar en was er werkzaam in onderscheidene hospitalen. Met Rodier schreef hij over de bestanddeelen van het bloed in den gezonden en zieken toestand, en in het jaar 1854 zond hij eene populaire gezondheidsleer in het licht.
Alexander Edme Becquerel, een uitstekend natuurkenner en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Parijs den 24sten Maart 1820. Eerst was hij assistent bij het Natuurkundig muséum, en in 1853 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de natuurkunde aan het Conservatoire des arts et métiers. Hij leverde in de “Comptes rendus” een verslag van belangrijke onderzoekingen over het zonnespectrum en over den aard van het electrisch licht. Ook andere belangrijke verhandelingen heeft hij uitgegeven, bijvoorbeeld over de wetten, volgens welke de electro-chemische ontleding der ligchamen plaats heeft enz.