Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Banks

betekenis & definitie

Banks (Sir Joseph), baronet, een vlijtig beoefenaar der natuurkundige wetenschap, werd geboren den 13den December 1743 te Revesby Abbey in Lincolnshire uit een Zweedsch geslacht. Hij studeerde te Eton en te Oxford en vertoefde vervolgens doorgaans op zijn buitenverblijf nabij het meer Whittlesea, waar hij zich op eene wetenschappe­lijke wijze met de vischvangst bezig hield. In 1765 stak hij over den Atlantischen Oceaan, bezocht de kusten van Newfoundland en Labrador, en keerde met een rijken schat voor de natuurlijke historie terug.

Drie jaren daarna vergezelde hij met onderscheidene door hem betaalde reisgenooten, zooals den Zweedschen kruidkundige Solander, den sterrekundige Green, twee teekenaars (Buchan en Friedrich Bauer), een secretaris en 4 be­dienden, Cook op zijn togt rondom de wereld. Te Otaheite, waar zij den 12den April 1769 aan land stapten, wist hij zich de gunst van koningin Obenea en van de overige eilanders te verwerven. Hij had een aantal zaden van nuttige gewassen medegebragt en begiftigde de Otaheitiërs met water-meloenen, oranjes en 'citroenen, die hij uit Brazilië had mede­genomen , terwijl hij daarentegen met de broodvrucht, den kostelijken schat der Ota­heitiërs, andere eilanden verrijkte. Nadat hij er maanden vertoefd had, stevende hij naar Nieuw-Zeeland, waar hij den kangoeroe ontdekte. Daarna zeilde hij langs de kusten van Nieuw-Holland en ankerde in Botany-baai. Eindelijk bereikte hij den 12den Mei 1771 de vaderlandsche kust bij Deal. Door deze reis had hij zich een roemrijken naam verworven en overal den lust tot dergelijke ondernemingen doen ontwaken.

Intusschen gunde Banks zich weinig rust. Hij deed een vaartuig in gereedheid brengen en begaf zich met zijn vriend Solander naar het toenmaals nog weinig bekende IJsland. Op dien togt bezocht hij de Shetlands-eilanden en ontdekte er de wereldberoemde basaltgrot op het eiland Staffa. Na zijn terugkeer toefde hij bij afwisseling in Lincolnshire en te Londen, en zijn huis was steeds de verzamelplaats van vrienden der wetenschap. Zijne verhan­delingen genoten een algemeenen bijval, en de kostbaarste en belangrijkste werken wa­ren in zijne bibliotheek te vinden.

In dien tijd werd hij voorgesteld aan ko­ning George III, die hem met zijne gunst vereerde en zijne plannen krachtig onder­steunde. Banks belastte zich met het opzigt over de koninklijke tuinen en merino’s-schapen. Toen in 1777 de president van het Koninklijk Genootschap, John Pringle, we­gens het bevorderen der onafhankelijkheids-denkbeelden der Amerikaansche koloniën in ongenade gevallen en naar Schotland ge­weken was, werd Banks tot zijn opvolger verkozen. Ook viel hem de Bath-orde ten deel, en hij werd vervolgens lid van den Geheimen Raad des Konings.

Om der natuur- en aardrijkskunde toegang te verschaffen in Afrika, stichtte Banks het Afrikaansche genootschap, en weldra werden er ondernemende mannen uitgezonden naar de binnenlanden van dit werelddeel. Daar­door werden de papieren van Lapeyrouse aan Frankrijk terugbezorgd, en het Natio­naal Instituut te Parijs benoemde hem in 1802 op een eervolle wijze tot buitenlandsch lid. Ook voor den landbouw in Engeland heeft hij veel gedaan door het droogleggen der moerassen in Lincolnshire en door ver­edeling van het schapenras. Hij overleed in hoogen ouderdom op den 9den Mei 1820, eene rijke bibliotheek en een uitmuntend muséum voor natuurlijke historie achterlatende, beide na den dood van zijn secretaris Brown voor het Britseh muséum bestemd. Van zijne tal­rijke handschriften zijn slechts enkele uitge­geven.