Newfoundland, een eiland en tevens de oudste Britsche bezitting in Noord-Amerika, door de smalle Straat van Belle Isle van Labrador gescheiden, ligt tusschen 46°37' en 51°40' N. B., en 52°34' en 59°21’ W. L. van Greenwich in den Atlantischen Oceaan, wordt door de Golf van St. Laurens bespoeld, en beslaat met een aantal kust-eilanden, waaronder zich Miquelon en St. Pierre bevinden, eene oppervlakte van 1895 geogr. mijl. De kusten van dit eiland zijn hoog en rotsachtig en van breede, diepe fjorden voorzien, welke tot over een afstand van 100 Ned. mijl in het land doordringen. Zij vormen onderscheidene kapen en landtongen en aan de noord- en zuidzijde 2 groote schiereilanden, van welke het zuidelijke den naam draagt van Avalon. De merkwaardigste voorgebergten zijn er Kaap Race in het zuidoosten, Kaap Ray in het zuidwesten, en Kaap Norman in het noorden. Van de baaijen is Trinitybaai de gewigtigste, daar zij de kleine haven Heart’s Content bevat, waar zich het eene einde bevindt van den Atlantischen telegraafkabel. De oppervlakte van het eiland is in het algemeen effen en bezit uitgestrekte heide- en weidevelden, wouden en meren. Men heeft er slechts enkele heuvels, en deze zijn nergens 400 Ned. el hoog. De bodem bestaat er hoofdzakelijk uit oorspronkelijk gesteente en silurischen leisteen, waardoor graniet en vulcanische rotsen een weg hebben gebaand. Men heeft er voorts koper, zilverhoudend looderts en steenkolen. In de bosschen vindt men vooral dennen en berken, doch ook lorkenboomen, populieren, esschen en elzen; tevens heeft men er vele heesters met eetbare bessen, inzonderheid boschbessen (Vaccinium), en met Labradorthee. Tot het dierenrijk behooren er vossen, wolven, beeren, bevers, Amerikaansche rendieren en Newfoundlandsche honden. De bevers nemen er in aantal toe nadat de waarde der bevervellen gedaald is, alsmede de wolven, sedert de premie op het dooden van deze dieren werd ingetrokken. In de wateren van Newfoundland vindt men vele visschen en zeehonden. Het klimaat is er betrekkelijk guur wegens de groote ijsgevaarten, die er in de maanden Maart, April en Mei uit het noorden langs de kust zuidwaarts drijven, zoodat de gemiddelde warmtegraad er veel lager is, dan in de landen van westelijk Europa, welke zich op dezelfde breedte bevinden. De winterkoude is er wel is waar zeer gestreng, maar de havens zijn er niet zoo lang door het ijs gesloten als vele andere, die verder naar het zuiden aan de Golf van St. Laurens gelegen zijn. In den zomer zijn de dagen en nachten er zeer aangenaam, doch aan de zuidelijke en oostelijke kust brengt de Golfstroom zware nevels. De bevolking is er van 1857 tot 1874 van 122000 tot 161000 geklommen, maar onder deze zijn de 2479 bewoners der Fransche eilanden Miquelon en St. Pierre niet begrepen. De Indianen zijn er nagenoeg verdwenen. De voornaamste bron van bestaan is er de vischvangst, en hiertoe geeft de bekende Bank van Newfoundland eene uitstekende gelegenheid. Men vangt er vooral kabeljaauw, doch ook de robbenvangst op de kust van Labrador is van veel belang, daar zij in 1875 meer dan een half millioen vellen leverde. Landbouw en veeteelt hebben in Newfoundland weinig te beteekenen. Men verbouwt er wel gerst, haver, aardappels en tarwe, doch de levensmiddelen worden er meerendeels uit Duitsehland en Amerika aangevoerd, terwijl Engeland het eiland van manufacturen voorziet. De uitvoer bepaalt er zich hoofdzakelijk tot stokvisch, zeehondenvellen en traan. Spoorwegen zijn er nog niet, en alleen des zomers onderhoudt St. Johns, de hoofdstad van het eiland, een regtstreeks stoombootverkeer met Europa.
Aan het hoofd der zaken bevindt zich een gouverneur, door de Britsche Kroon benoemd. Naast zich heeft hij een verantwoordelijken raad (Council) als uitvoerend bewind, een Wetgevend Ligchaam van 15 door de Kroon benoemde leden en een Huis van Afgevaardigden (House of Assembly), welks 31 leden door het volk voor den tijd van 4 jaar gekozen worden. De hoofdstad St. Johns telt ruim 22500 inwoners, en andere merkwaardige plaatsen aan de kust zijn Harbour Grace, Torbay, Twillingate en Placentia. Gemelde gouverneur heeft ook het beheer van het eiland Anticosti in de Golf van St. Laurens en van de kust van Labrador.
Newfoundland werd reeds vóór het jaar 1000 door zeelieden uit Noorwegen ontdekt. Gedurende de 10de en 11de eeuw onzer jaartelling bezochten de Noormannen een groot gedeelte der oostelijke kust van Amerika en waarschijnlijk ook Newfoundland. In 1597 werd het ontdekt door Jean Cabot, destijds in Engelsche dienst, zoodat hij het ten behoeve van Engeland in bezit nam. In 1600 hielden Portugézen, Franschen enz. zich aldaar met de vischvangst bezig, doch eerst in 1583 waagde het sir Humphrey Gilbert, een halfbroeder van sir Walter Raleigh, op de kust van dat eiland eene volkplanting te stichten. Maar deze en eenige latere pogingen mislukten, totdat in 1623 sir George Calvert in het zuidwestelijk gedeelte de kolonie Avalon deed verrijzen. Inmiddels hadden zich de Franschen aan de Placentiabaai gevestigd, zoodat er weldra strijd ontstond tusschen hen en de Britsche kolonisten. In 1708 werd de Engelsche volkplanting St. Johns nagenoeg geheel en al door de Franschen verwoest, doch bij den Vrede van Utrecht in 1715 is het geheele eiland afgestaan aan de Britten.