Balie of balije (Duitsch Ballei, Fransch Barreau, van het middeleeuwsch Latijnsch woord ballivus) is de naam van de provinciën of ook van de onderafdeelingen der provinciën van het grondgebied der Tempelheeren, Duitsche Ridders en Johannieten. In Frankrijk waren de meeste baliën het eigendom der Tempelheeren; de bezittingen der Johannieten waren in prioraten, en deze weder in baliën verdeeld.
Tot aan de ontbinding van het Duitsche rijk hadden de Duitsche ridders in Duitschland elf baliën, onderverdeeld in verscheidene commanderijen. In ons land waren alleen in Holland en Zeeland enkele huizen en kloosters in de magt der Tempelheeren.
De Johannieten-orde of de St. Jansridders hebben zich in de tweede helft der 13de en in de eerste helft der 14de eeuw, vooral in Utrecht en Holland, doch ook in Zeeland en Gelderland uitgebreid. De land-commandeur van St. Catharina, als hoofd der Balie van Utrecht, bestuurde de onderscheidene commanderijen. Onder de graven Willem II en Floris V van Holland kregen vooral de Duitsche ridders, die omstreeks 1250 te Utrecht kwamen, aanzienlijke bezittingen. De huiscommandeurs stonden onder den zoo even genoemden landcommandeur.
Bij de Hervorming verdween de Johannieten-orde; de Duitsche orde bleef als zuivere ridder-in-stelling voortbestaan, doch verloor ook het karakter van monniken-orde. Men kan nog in de orde van de Balie van Utrecht opgenomen worden, als men zestien kwartieren, van weerskanten acht, kan aantoonen. De leden genieten een inkomen uit de bezittingen der orde; de commandeur krijgt jaarlijks ƒ 5000, de lagere rangen minder; de laagste, die van tweeden jonkheer, ontvangt ƒ 600. Bij het overlijden van leden klimt men geregeld tot hoogere rangen op. Volgens anderen is het bedrag dier tractementen afhankelijk van de opbrengst der bezittingen.
Nog heet in Nederland de Balie de orde van advocaten en procureurs, die bij een regtscollegie zijn ingeschreven op het tableau, en binnen het ressort van dat collegie de practijk uitoefenen. Ook verstaat men er onder de afgesloten ruimte in de lokalen der teregtzittingen, bestemd voor de practizijns, waar deze afgescheiden zijn zoowel van den regter als van het publiek.