Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Ambitus

betekenis & definitie

Ambitus is een Latijnsch woord, dat letterlijk ommegang en vandaar het dingen naar een staatsambt beteekent, daar zij, die daarnaar streefden, op het Forum of het Campus Martius rondgingen, om stemmen te vragen van de kiesgeregtigde burgers. Die beteekenis ligt thans nog eenigzins in het gebruikelijke ambitie opgesloten. Het misbruik, dat daardoor ontstond, drukte op die handelwijze den stempel van onzedelijkheid en onwettigheid.

De oude schrijvers maken dien ten gevolge onderscheid tusschen een geoorloofden en ongeoorloofden ommegang. Cicero beschrijft de grenzen, binnen welke de ambitus besloten moet blijven, wanneer men dien geoorloofd noemt, en Lucanus schetst de misdadige bemoeijingen, die bij den ongeoorloofden ommegang plaats grijpen. Hiertoe behooren omkoopingen (effusae ambitus largitiones), zamenspanningen (sodalitia) enz. Daarom zijn tegen deze soort van ambitus reeds vroeg wetten uitgevaardigd. Deze werden langzamerhand gestrenger, en de misdaad van ongeoorloofden ommegang (crimen ambitus) werd eindelijk met ballingschap, ja, met 10-jarige ballingschap (Lex Tullia, 61 voor Chr.) gestraft. Julius Caesar wist de ambitus niet beter te beteugelen dan door zelf de ambtsbedieningen te begeven, en Octavianus bepaalde in de Lex Julia, dat de veroordeelden zich gedurende 5 jaren van het dingen naar staats-ambten moesten onthouden. Ten tijde van Tiberius hield de beschikking van het volk over staats-betrekkingen geheel op, maar nu gingen velen rond bij de senatoren om hunne tusschenkomst bij den Keizer in te roepen, — eene handelwijze, die desgelijks met gestrenge straf werd bedreigd.

< >