Gepubliceerd op 30-10-2017

zin

betekenis & definitie

zin - Zelfstandignaamwoord
1. (taalkunde) een serie woorden die gezamenlijk in syntactisch verband een afgerond geheel vormen
De meeste zinnen bevatten een gezegde en een onderwerp, vaak aangevuld met voorwerpen en bepalingen.
2. een verlangen om iets te doen
Ik heb zin in een lekkere bak koffie.
3. dat wat iets betekent, waar iets voor staat
Bedoel je het woord "vertrek" in de zin van "kamer" of in de zin van "weggaan"?
4. een reden voor bestaan, bestaansreden, betekenis
Het reilen en zeilen van van kleinkinderen gaf zijn leven ondanks alle ongemak toch zin.
5. mogelijkheid om waar te nemen m.b.v. een zintuig bijv. evenwichtszin, reukzin, kleurenzin etc.

zin - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinnen
♢ Ik zin
2. gebiedende wijs van zinnen
zin!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zinnen
zin je?

Uitdrukkingen en gezegden
♦ Iemand z'n zin geven.
Doen wat iemand wenst.
♦ zich aanbevolen houden voor
zin hebben in iets

Synoniemen
[1] frase
[2] lust, goesting, animo, trek
[3] betekenis
[4] bestaansreden, nut

Antoniemen
[3] onzin