struik - Zelfstandignaamwoord
1. (plantkunde) een houtige plant zonder stam die zich onmiddellijk boven of reeds in de grond vertakt in een aantal takken die meer of minder dik kunnen worden
♢ Hij verdween in de struiken.
struik - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van struiken
♢ Ik struik
2. gebiedende wijs van struiken
♢ struik!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van struiken
♢ struik je?
Synoniemen
heester
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk
Bronnen
Bronnen: