Gepubliceerd op 04-12-2017

onaandoenlijk

betekenis & definitie

onaandoenlijk - Bijvoeglijk naamwoord
1. zonder veel getoonde emoties
Hoezo, onaandoenlijke sfinx? Hoezo, onderkoelde adelaar uit de zwarte aarde van Orjol, zo'n kleine vierhonderd kilometer ten zuiden van Moskou? Denis Menchov werd plots mens en sympathiek toen hij zich definitief eindwinnaar mocht noemen van de honderdjarige Giro d'Italia. Nauwelijks enkele tientallen meters voorbij de streep gooide hij zich in de armen van ploegleider Erik Breukink, die zijn volgwagen pardoes had neergegooid midden de boulevard. Daarna volgden wilde vuisten, schreeuwen die de regenwolken spleten. 'Ik denk dat ik het recht had om mijn emotie te tonen', stelde hij even later bloednuchter vast. Het masker lag echter definitief aan diggelen.
2. niet veel indruk makend
Voor de tweede ronde komt alles tegelijk op tafel. We beginnen met een onaandoenlijk stukje scholfilet onder een laag bremzoute paddenstoelbrij. Daarna worden de nadelen van shared dining merkbaar. Het zuurdesemtoastje met zultcrème was vast knapperig toen het de keuken uit ging, maar hangt nu als een natte dweil over goudbruine brokken niet zo sappige heilbot. Tegen de tijd dat we aan de zwezerik toe zijn is die koud en zacht. Pas bij het dessert van panna cotta met chocolade en ananasgelei verschijnt de eerste glimlach om onze mond.

Woordherkomst
afleiding aandoenlijk met het voorvoegsel on-

Synoniemen
[1] ongevoelig, stoïcijns, flegmatisch, gevoelloos, nuchter, kalm, prozaïsch, bedaard, zakelijk

Antoniemen
[1] hysterisch, gevoelig