Wat is de betekenis van Prozaïsch?

2024-04-26
Onze Taal Woordpost

Genootschap Onze Taal (2020)

prozaïsch

alledaags, niet-verheven uitspraak [pro-za-ies] citaat "De werkelijkheid blijkt een stuk prozaïscher. Fallada is, zoals veel auteurs, geboren met de drang om te schrijven. Schrijver worden is een ambitie die hij al op zijn achttiende uitspreekt. Hij brak alleen laat door." Bron: Anne Folkertsma, 'Hans Fallada' (Athenaeu...

2024-04-26
Woordenboek vreemde woorden

A. Kolsteren en Ewoud Sanders (1994)

Prozaïsch

[MLat. prosaicus] in proza-vorm; alledaags, gewoon, plat; nuchter, niet-verheven.

2024-04-26
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Prozaïsch

alledaags; in proza

2024-04-26
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Prozaïsch

niet in dichtmaat; in de taal van het gewone leven; alledaags nuchter

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Prozaïsch

(<Hd.), bn. bw., 1. (veroud.) van den aard van, (geschreven) in proza; 2. (fig.) nietverheven, alledaags, nuchter: een prozaïsch mens; iets prozaïsch opvatten; een prozaïsche levensbeschouwing.

2024-04-26
Kramers woordentolk

Jacon Kramers Jz (1948)

prozaïsch

in proza, niet in dichtvorm, in de taal v. h. gewone leven; (ook:) alledaags, nuchter, eentonig, plat.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

prozaïsch

bn., bw. (van stijl: ongebonden; niet dichterlijk; gewoon, alledaags, nuchter, plat).

2024-04-26
Vreemde woordenboek

S. van Praag (1937)

prozaïsch

in proza; alledaags, nuchter.

Wil je toegang tot alle 15 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

prozaïsch

('za:is) bn. en bw. 1. in proza. 2. alledaags, gewoon. Tgst. poëtisch.