Gepubliceerd op 04-12-2017

kapot

betekenis & definitie

kapot - Bijvoeglijk naamwoord
1. gebroken (van glas, porselein enz.)
Tja, als je dat glas laat vallen is het kapot.
2. niet meer goed functionerend
Mijn computer is kapot.
3. (informeel) erg verdrietig of geschokt
Ik was er kapot van.
4. (informeel) erg moe

Woordherkomst
Van het Duitse kaputt, dat op zijn beurt is ontleend aan ofwel het Franse capot ofwel het Hebreeuwse kaparôt. Een derde verklaring is dat het een verkorting is van de Middeleeuws Latijnse uitdrukking caput essere ("onbruikbaar/onnodig worden"); in feite zou kapot dan hetzelfde woord zijn als het Latijnse caput.

Synoniemen
[1] beschadigd, stuk
[2] beschadigd, defect, stuk, disfunctioneel
[4] afgemat, gaar, geradbraakt

Antoniemen
[1] heel, ongeschonden