Gepubliceerd op 04-12-2017

glas

betekenis & definitie

glas - Zelfstandignaamwoord
1. (materiaalkunde) niet-kristallijne vaste stof
Bij voldoend snelle afkoeling zijn zelfs sommige metalen in staat glazen te vormen.
2. een glas (volgens betekenis 1) op basis van siliciumoxide (SiO2), dat veel wordt gebruikt voor de vervaardiging van vensters, glazen (betekenis 3) e.d
Het glas van het voorkamerraam brak door de heftige windvlaag.
3. een uit glas (volgens betekenis 2) vervaardigd object dat dranken of andere vloeistoffen kan bevatten
Wat een mooie glazen heb je gekocht!
4. (metonymisch) de - vaak alcoholische - inhoud van een glas (volgens betekenis 3)
Glaasje op? Laat je rijden!

Woordherkomst
van Germaans *glaes «barnsteen» mogelijk > Latijns: glacies «ijs»

Uitdrukkingen en gezegden
♦ Een storm in een glas water zijn
eerst leek het heel belangrijk, maar uiteindelijk stelde het niets voor
♦ Er verdrinken er meer in het glas dan in de zee.
er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol
♦ In een glazen huis wonen
een persoon wier handelen veel kritiek kan krijgen omdat deze openbaar te volgen is
♦ Storm in een glas water
Ophef over niets
♦ Zijn eigen glazen ingooien
het voor zichzelf bederven

Synoniemen
drinkglas, glas met steel, ruit, wijnglas

Verwante begrippen
wrijvingselektriciteit