Wat is de betekenis van kapot?

2024-04-25
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

kapot

1) (1990+) (jeugd) (als bijwoord van graad) erg, zeer: 'dat is kapot moeilijk'; 'ik ben kapot moe'. 'Kapot goed': erg goed, leuk. • De jaren tachtig - het decennium van het grote geld en de schone schijn - en de nasleep hiervan kregen ook Bohler in hun greep. 'Ik werd een echte yuppie.' En ze vond het leuk: de aandacht, de status en de bijbeho...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

kapot

kapot - Bijvoeglijk naamwoord 1. gebroken (van glas, porselein enz.) Tja, als je dat glas laat vallen is het kapot. 2. niet meer goed functionerend Mijn computer is kapot. 3. (informeel) erg verdrietig of geschokt Ik...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

kapot

kapot - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: ka-pot 1. aan het eind van je krachten, heel erg moe ♢ ik ben kapot van dat harde werken 1. zich kapot werken [heel hard werken] ...

2024-04-25
Wielersportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

kapot

(bn) SP - uitgeput, aan het eind van zijn krachten, haast niet meer vooruit kunnen: kapot zitten, zijn → dood, stuk

2024-04-25
Woordenboek van populaire uitdrukkingen

Marc de Coster (1998)

Kapot

1. - zijn/gaan van iets/iemand,van iets of iemand helemaal ondersteboven, onder de indruk zijn; emotioneel overstuur zijn. Vnl. jeugdtaal. Ze hebben twee fantastische zangers en al hun nummers hadden een beat waar je kapot van ging. (Groupie, 1970) Kathy zag laatst Trouble Funk en daar was ze echt kapot van. (Oor, 12/12/87) 2. - zitten,wielerslan...

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

kapot

De verwensing laat-ie kapot vallen! of gewoon val kapot! drukt thans gelatenheid of onverschilligheid van de spreker uit ten opzichte van het gebeuren of de daad van hemzelf of van een ander. Voor Genk werd opgegeven god van alle christenen, valt kapot! Ik vermoed hier een oorspronkelijk gebed dat tot aanklacht is geword...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

kapot

dood; doodmoeg; bankrot; stukkend; verslete.

2024-04-25
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Kapot

stuk, weg, verloren; dood

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Kapot

adj., stikken, rampoai; helemaal —, oan moster, oan mot.