Gepubliceerd op 03-10-2017

dat

betekenis & definitie

dat - Voegwoord
1. een voegwoord dat een lijdend-voorwerpszin inluidt
    ♢ Hij zei dat hij het niet begreep.
2. een voegwoord dat een onderwerpszin inluidt
    ♢ Dat hij geen afscheid had kunnen nemen, was voor hem een bron van groot verdriet.
dat - Aanwijzend voornaamwoord
1. wijst iets aan dat zich in een afstand van de spreker bevindt en onzijdig is (bij een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord gebruiken we die)
    ♢ Dat huis is groter dan dit.
    ♢ die|Die fiets is kleiner dan dat autootje.
dat - Zelfstandignaamwoord
1. (initiaalwoord), (afkorting) digital audio tape, een digitale geluidsband

Woordherkomst
afkomstig van:
Middelnederlands: dat
Oudernederlands: that
Germaans: *þat
ine: *tód