Gepubliceerd op 14-11-2017

gebroken

betekenis & definitie

gebroken - Deelwoord
1. voltooid deelwoord van breken
1. vormt de voltooide tijden
Hij had het gebroken.
2. vormt de lijdende vorm
Het werd gebroken.
3. attributief gebruikt
Het gebroken glas werd opgeruimd.
4. attributief gebruikt
Hij antwoordde in gebroken Nederlands
5. partitief gebruikt
Al die jaren heeft ze iets duisters gehad, iets gebrokens.
6. bijwoordelijk gebruikt
Gebroken en gedesillusioneerd trok hij zich terug.

gebroken - Zelfstandignaamwoord
1. (wiskunde) (verouderd) breuk
Om aldus eene geheele hoeveelheid welke met een gebroken vervoegd is, tot één gebroken te brengen, vermenigvuldigt met de geheel hoeveelheid door den noemer van het gebroken, en voegt het beloop by den teller van het gebroken.

Woordherkomst
voltooid deelwoord van breken en een klinkerwisseling ee-oo (IPAː /e/ - /oː/)