flink - Bijvoeglijk naamwoord
1. stevig van lichaamsbouw
♢ Je zoon is al een flinke jongen geworden.
2. groot van afmeting of hoeveelheid
♢ Hij nam een flinke teug van het bierflesje.
♢ Jan heeft een flink pak slaag gekregen.
3. sterk van karakter
♢ Wees een flinke jongen en gedraag je.
flink - Bijwoord
1. in hoge mate
♢ Als ze wil kan ze flink eten.
Synoniemen
[1]: fors
[2]: behoorlijk
behoorlijk
Gepubliceerd op 14-11-2017
flink
betekenis & definitie