Boeken
  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren

 

Synoniemen zoeken

Uitgelicht

Valt op hè?

Ontwerp nu je advertentie. Direct online!

Synoniem van flink

  • actief
  • alert
  • behoorlijk
  • bijdehand
  • breedgeschouderd
  • danig
  • dapper
  • doelbewust
  • doorknecht
  • driest
  • driftig
  • duchtig
  • dynamisch
  • energiek
  • erg
  • ferm
  • fiks
  • fors
  • forsgebouwd
  • gehard
  • genoegzaam
  • gespierd
  • gestaald
  • gezond
  • goedgebouwd
  • haaks
  • hard
  • hartig
  • hartstochtelijk
  • heftig
  • hevig
  • ijverig
  • kloek
  • kordaat
  • krachtig
  • kranig
  • kras
  • lelijk
  • loeihard
  • manhaftig
  • mannelijk
  • mans
  • ondernemend
  • onversaagd
  • paraat
  • patent
  • resoluut
  • scherp
  • snarig
  • snedig
  • stevig
  • stoer
  • struis
  • taai
  • terdege
  • uitgerust
  • vinnig
  • vitaal
  • volbloed
  • voldoende
  • wakker
  • welgebouwd
  • wilskrachtig
  • zeer
Synoniem van 'n ander trefwoord
  • aantrekkelijk
  • aardig
  • adret
  • danig
  • dapper
  • degelijk
  • eerlijk
  • fiks
  • forsgebouwd
  • genoeg
  • geresolveerd
  • gezond
  • grappig
  • kloek
  • kranig
  • lelijk
  • mans
  • snel
  • sterk
  • stevig
  • zeer
  • Betekenis van flink
  • Spreekwoorden met flink
2020-03-21 2020-03-21
Synoniemen Handboek

Synoniemen Handboek

Synoniemen Handboek Gezegdes

Flink

Gezegde(s):
• van zessen klaar
• op buigen en barsten
• met hand en tand
• klinkt het niet, dan botst het maar
• zet hem op, witte muizen! (= flink zo!)
• op poten
• handen aan het lijf hebben
• van klink (= duchtig)
• door dik en dun
• tegen de klippen op
• dat het een aard heeft
• de horlepiep nog kunnen dansen
• al stond de onderste steen boven

2020-03-21 2020-03-21
Synoniemen Handboek

Synoniemen Handboek

Synoniemen Handboek Spreekwoorden

Flink

Spreekwoord(en):
• de voorste hond vangt de haas

2020-10-14 2020-10-14
Handwoordenboek synoniemen ©

Handwoordenboek synoniemen ©

J.V. Hendriks (1898)

Flink

Fiksch ziet meer op vaardigheid of gezondheid, flink op kloekheid. Hij weet fiksch met de pen om te gaan. Hij is fiksch in orde. Gij zult een flinke vrouw aan haar hebben.

2017-11-14 2017-11-14
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief

Nederlands woordenboek voor onderwijs

flink

flink - bijvoeglijk naamwoord

1. nogal groot
♢ dat is al een flinke jongen
2. erg, zeer
♢ het was flink koud buiten
1. dat zal een flinke duit kosten
[heel veel]
2. we gaan er flink tegenaan
[gaan stevig aanpakken]
3. Ragnar is een flinke eter
[kan veel eten]
4. Isabella is flink uit de kluiten gewassen
[groot en stevig]
5. je moet er wel flink aan trekken
[goed doorwerken bij de studie]
6. iemand flink de waarheid zeggen
[precies zeggen wat hij verkeerd heeft gedaan]
7. flink wat
[behoorlijk veel]
3. wie krachtig, slim en sterk is
♢ Edu is flink genoeg voor deze uitdaging
4. wie zich goed houdt als hij iets vervelends meemaakt
♢ hij is erg flink geweest

Bijvoeglijk naamwoord: flink
... is flinker dan ...
het flinkst
de/het flinke ...
iets flinks

Synoniemen
kloek, lelijk, mans, stevig

Tegenstellingen
klein, mini

ENCYCLOPEDIE SINDS 1946

  • Home
  • Onderwijs
  • Over
  • Geschiedenis
  • Kiosk
  • Contact
  • Manifest
  • Inloggen
  • Synoniemen
  • Spreekwoorden
  • De of Het
  • Schrijvers
  • Afkorting
  • Vervoegen
  • Disclaimer
  • NTD
  • Artikel publiceren?
  • Adverteren
© 2023 Ensie

Inloggen

Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.

Ik ben mijn wachtwoord vergeten