flink
...
Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)
Het begrip flink heeft 4 verschillende betekenissen: 1) stevig van lichaamsbouw. stevig van lichaamsbouw; welgebouwd; fors. 2) zijn best doend. zijn best doend; kranig. 3) vrij groot. vrij groot in afmeting, omvang, hoeveelheid of hevigheid. 4) in sterke mate. in sterke mate; erg; zeer.
Wiktionary (2019)
flink - Bijvoeglijk naamwoord 1. stevig van lichaamsbouw ♢ Je zoon is al een flinke jongen geworden. 2. groot van afmeting of hoeveelheid ♢ Hij nam een flinke teug van het bierflesje. ♢ Jan heeft een flink pak slaag...
Muiswerk Educatief (2017)
flink - bijvoeglijk naamwoord 1. nogal groot ♢ dat is al een flinke jongen 2. erg, zeer ♢ het was flink koud buiten 1. dat zal een flinke duit kosten ...
Walter De Clerck (1981)
Draai, klap, slag, inz. in de verb. iem. een flink geven, een draai om zijn oren, een oorvijg geven.
Fa. A.J. Osinga (1952)
adj. & adv., flink, feardich, fiks braef, kantich, kras, hecht; (adv.), omraek, omreitsen; — waaien, regenen, tawaeije, -reine; -er maken, opskerpje -skranderje, -slypje, -munsterje; dat is —, dat hâldt; dat is niet —, dat is net tige; een -e vrouw, in helder...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: