Gepubliceerd op 13-11-2017

drup

betekenis & definitie

drup - Zelfstandignaamwoord
1. druppel
Uit de kraan komt geen drup.
2. het vallen van druppels
Hoewel het gestopt was met regenen, zorgde de drup van de bomen ervoor dat we kletsnat thuis kwamen.

drup - Werkwoord
1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
♢ Ik drup
2. gebiedende wijs van druppen
drup!
3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van druppen
drup je?

Synoniemen
drop