Gepubliceerd op 13-11-2017

dicht

betekenis & definitie

dicht - Zelfstandignaamwoord
1. dichtkunst
2. (dichtkunst) het resultaat van die dichtkunst, een gedicht

dicht - Bijvoeglijk naamwoord
1. nauw aaneengesloten, zonder veel tussenruimte
De bewolking is erg dicht.
2. waar niets in of doorheen kan gaan, moeilijk doordringbaar
De deur is dicht. Het dak is dicht. Na zes uur is de winkel dicht.

dicht - Bijwoord
1. op compacte wijze
Nederland en Vlaanderen zijn dicht bevolkte gebieden.
2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
3. : dichtmaken, dichtdoen: Dat deed de deur dicht.

dicht - Werkwoord
1. enkelvoud tegenwoordige tijd van dichten
2. gebiedenwijs van dichten
Ik dicht wel even een Sinterklaasrijmpje.

Synoniemen
[2] gesloten, toe

Antoniemen
[2] ondicht, open

Verwante begrippen
[2] ondoordringbaar