Wat is de betekenis van dicht?

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

dicht

dicht - Zelfstandignaamwoord 1. dichtkunst 2. (dichtkunst) het resultaat van die dichtkunst, een gedicht dicht - Bijvoeglijk naamwoord 1. nauw aaneengesloten, zonder veel tussenruimte De bewolking is erg dicht. 2. waar niets in of doorheen kan gaan, moeilijk doordringbaar ...

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

dicht

dicht - bijvoeglijk naamwoord 1. je kunt er niet bij of in of door ♢ de deur naar de kamer is dicht 1. dichte mist [je kunt er bijna niet doorheen kijken] 2. je mond dicht houde...

2024-04-25
Bridge Opzoekboek

drs. Toine van Hoof (2017)

dicht

1. Van een kleur: een zodanig bezit dat alle slagen in die kleur naar verwachting zonder verlies gemaakt kunnen worden. Van toepassing op het bezit van een speler (bv. AHVxxxx) of van een partnership (bv. AVxx tegenover HBxx). 2. Van een contract: onverliesbaar. 3. Van een uitkomst: met de beeldzijde naar beneden om partner de gelegenheid te geven...

2024-04-25
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

dicht

- dicht eindigen, bij de eersten eindigen, vooraan eindigen [bij snelheidswedstrijden].

2024-04-25
Vloeken lexicon

Prof. dr. P.G.J. van Sterkenburg (1997)

dicht

zie jicht.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Dicht

adj., ticht; — begroeid, ticht; -er maken, tichtsje; -er worden, (bi)tichtsje, bigear(j)e.

2024-04-25
Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Dicht

dicht; dik, vol; dicht an dicht, dicht opeen; dicht halten, de mond houden.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 19 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Dicht

A. bn. en bw. (-er, -st), I. bn. 1. waarvan de (talrijke) delen nauw aaneensluiten, weinig tussenruimten /jverlatend: in dichte drommen oprukken ; een dicht bos ; de sneeuw valt in dichte vlokken ; — een dichte bevolking, talrijk op een kleine oppervlakte; — een dichte wind, gelijkmatig, zonder vlagen of stoten; — (nat.) een groo...