Gepubliceerd op 31-10-2017

aanloop

betekenis & definitie

aanloop - Zelfstandignaamwoord
1. het op gang komen
Hij had een lange aanloop nodig, maar toen hij eenmaal aan het werk was ging het vlotjes tot het af was.
2. (techniek) het op toeren komen van een aandrijfmotor, machine etc.
Een elektromotor heeft maar een korte aanloop maar de inschakelstroom is enorm.
3. (sport) een loop of tred voorafgaand aan een sprong, duik, enzovoort
Hij nam een aanloop en dook het water in.
4. een inleiding
Deze onderhandelingen vormen de aanloop tot de uiteindelijke wereldklimaattop.
5. bezoek
Het weer was prachtig en er was veel aanloop.

aanloop - Werkwoord
1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanlopen
♢... dat ik aanloop

Woordherkomst
Naamwoord van handeling van aanlopen

Synoniemen
[1] opstarten
[4] aanzet, inleiding, preambule
[5] bekijks, klandizie, visite

Antoniemen
[3] uitloop

Verwante begrippen
[1] starten, [2] inschakelverschijnsel, inslingeren, piekstroom, starten, opwarmtijd, [3] afzet, sprint, sprong, spurt, warming-up, [4] proloog, voorrede, [5] bezoeker, gast