Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Willemstad

betekenis & definitie

Toen Van Walbeeck in 1634 Curaçao aan de Spanjaarden ontnam, waren er op het eiland reeds verscheidene dorpjes, waarvan St. Anna, ten oosten van het binnenwater, dat nu Schottegat heet, het voornaamste was.

Het werd bij de verovering door de Spanjaarden in brand gestoken. Van Walbeeck vestigde zijn kwartier in de nabijheid daarvan. Vreezende voor invallen van de Spanjaarden van de vaste kust, verplaatste hij in het volgend jaar de bezetting naar een dichtbij gelegen heuvel, de tegenwoordige plantage Kleinkwartier, en besloot het inmiddels opgeworpen bolwerk aan den havenmond door een geregeld fort te vervangen, ten einde daarin alle manschappen te plaatsen. Den 8en Maart werd dat werk aangevangen en een vijfhoek afgebakend, waarvan de hoekpunten of bolwerken 25 roeden van elkaar lagen. Tegen het einde van het jaar was de sterkte gereed en het grootste deel van de militaire macht daarin samengebracht. Noordoostelijk van dit aan de oostzijde van de haven gelegen fort, dat later het fort Amsterdam zou worden en waarin de publieke gebouwen werden gevestigd, ontwikkelde zich langzamerhand een kleine nederzetting, die zich in de jaren 1647-1650 uitbreidde en den naam De Willemstad kreeg, naar een der prinsen van het huis van Oranje.Ontwikkeling der stad

Door den toenemenden handel, vooral nadat Curaçao een centrum voor den slavenhandel der Compagnie was geworden, groeide de bevolking snel aan (zie ook ISRAEL. GEMEENTEN). Onder het bestuur van Jan Donckerwerd in 1675 de stad uitgelegd en een begin gemaakt met het bebouwen van het tegenwoordige Pietermaai. In 1707 stelde de Directeur Jacob Beek aan de X voor om ter overzijde van de haven aan particulieren erven uit tegeven, met vergunning daarop huizen te bouwen, die echter met het oog op de verdediging, niet hooger dan één verdieping mochten zijn. Dit was het begin van het thans zoo volkrijke stadsdeel, dat de Overzijde, Otrabanda, of de Spaansche zijde genoemd wordt, in tegenstelling van de oostzijde, die de Hollandsche zijde heet.

De verbetering van de verdedigingswerken kort na het midden der 18de eeuw (zie KRIJGSMACHT) ging gepaard met een uitlegging van het oude Willemstad naar het oosten toe. Een plan van het fort Amsterdam en Willemstad, met het ontwerp der uitbreiding, in 1748 door den Gouverneur Faesch aan Bewindhebberen gezonden, is door Hamelberg weergegeven in diens werk De Nederlanders op de W.I. Eilanden, Amst. 1909 (zie ter vergelijking het plan van de Haven en 't Kasteel van Curaçao in J.H. Hering's Beschr. v.h. Eiland Curagao, Amst. 1779). Het Algemeen Rijksarchief bezit tal van detailkaarten en plans in manuscript van Curaçao. De Overzijde was in 1752 ‘reeds meerder betimmerd als de Willemstad’, zooals Faesch 6 Jan. 1753 aan Bewindhebberen schreef en op Scharloo

en Pietermaai waren reeds verscheidene huizen gebouwd. Maar Bewindhebberen achtten het bebouwen van deze plaatsen ‘zeer prejucidiabel aan de verdediging der stad’ en gelastten Gouverneur en Raden om te doen ordineeren en publiceeren dat het aan niemand voortaan zou zijn gepermitteerd op de voorgemelde plaatsen eenige nieuwe huizen te bouwen, noch de reeds aldaar staande hooger op te trekken dan ze waren. Aan een ieder werd de gelegenheid gegeven tot het koopen van huizen en erven binnen de ontworpen uitbreiding van de Willemstad.

In den bloeitijd van Curaçao nam de hoofdplaats snel in ontwikkeling toe. Otrabanda, Pietermaai en Scharloo hielden op als voorsteden van Willemstad beschouwd te worden, waarmede zij meer één geheel gingen uitmaken. Volgens de opgave van den directeur Rodiervan 30 Juni 1774 aan de Kamer van Amsterdam (Hamelberg, Documenten II, Amst. 1909) waren er in de stad 300 huizen, aan de overzijde van de haven 300, buiten de Steenepadspoort: Vianen, Altena en Scharloo 250. Naar een opgave van J.J. van Paddenburg, Beschr. v.h. Eiland Curaçao, Haarlem 1819, bedroeg omstreeks dien tijd het aantal huizen en ‘afdaken’ (kleine huisjes van één verdieping bij de huizen gelegen) 998 en 510.

Den naam Scharloo vindt men ook geschreven Charlois, Charloo en Scarlo.

Vroeger was Willemstad, behalve aan de haven-zijde, ommuurd; op 13 Mei 1861 sloot het bestuur, na verkregen koninklijke goedkeuring, een overeenkomst met een commissie van vijf ingezetenen om den muur af te breken, het terrein gelijk te maken, het Waaigat gedeeltelijk te dempen en een kade aan te leggen, voor welke onderneming zij de geheele vlakte ten oosten en noorden van de Willemstad tot aan Pietermaai met uitzondering van een marktplein en de aan te leggen straten in eigendom zouden bekomen. Reeds het volgende jaar was het voornaamste deel der werkzaamheden afgeloopen en werden vijf nieuwe straten aangelegd.

Het verkeer tusschen de stadsdeelen aan beide zijden van de haven geschiedde tot 1888 met pontjes; in dat jaar werd de pontonbrug geopend (zie CURACAO). Over het Waaigat heeft men, niet ver van de haven een houten ophaalbrug, over het Rifwater twee houten bruggen.

De hoofdstad van Curaçao is thans een der merkwaardigste steden van West-Indië, met een geheel eigen karakter, afwijkende van den gewonen stedenbouw in de tropen. Ieder die er komt wordt getroffen door het eigenaardige karakter der stad.

Den een doet de haven met de huizen, ‘die aan weerszijden netjes en koket in de rij staan’, denken aan oud-Amsterdam (Victor Zwijsen, Curaçao-nummer van Neerlandia, Juli-Aug. 1905), de ander noemt de stad een tropisch Stavoren of Vlissingen, een tropisch Broek in Waterland, een tropisch Marken (zie HANDEL EN SCHEEPVAART); G. Verschuur (Voyage aux trois Guyanes et aux Antilles, Paris 1894) vindt in de oude huizen ‘le vieu cachet hollandais’, terwijl de nieuwe groote huizen ‘portent le cachet espagnol de la côte ferme;’ Van Kol (Naar de Antillen en Venezuela, Leiden 1904 blz. 363) kreeg ook den indruk van een oud-Hollandsche stad, sommige deelen van Utrecht en Dordrecht. Daarentegen verklaart Dr. Hendrik P.N. Muller (Door het Land van Columbus, Haarlem 1905, blz. 412) dat Willemstad heelemaal geen Nederlandsch uiterlijk draagt. ‘In haar ordelijkheid, zorgvuldig onderhoud, - schrijft hij - herinnert zij aan Holland, in de grootsche opvatting van den woningbouw aan onze koloniale vaderen, in den stijl een weinig aan Spanje en ook Italië, in het breede water aan Hamburg. Doch in de geheele wereld ken ik niet ééne stad, die op haar gelijkt.

Telkens verrassen schilderachtige pleinen, hoeken, gebogen straten. Trots het gemis van boomen en gras, lacht zij u toe en is gezellig als een welverzorgde, goed gekleede oude juffrouw, waaraan zij ook overigens mij telkens doet denken’. Prof. J Boeke weer was getroffen door het echt-Hollandsch karakter van de stad (Voordracht gebouw Diligentia te 's-Hage op 6 Maart 1915). Indrukken van vreemde toeristen, als van William E. Curtis, William L.

Scruggs, Hans Heinz Ewers, Leonard V. Dalton - mogen hier achterwege blijven. Maar even zij eraan herinnerd dat Willemstad door haar properheid eenige jaren geleden tot voorbeeld gekozen is door een Amerikaansch kunstenaar, die een reclameplaat voor Sapoliozeep moest maken; hij teekende de haven met onderschrift: a spotless town. Met Sapolio zou de smetteloosheid verkregen zijn (Curaçao-nummer Neerlandia, blz. 122). Wat ervan het Hollandsche cachet ook zijn moge, zeker is het dat alle opschriften, die niet van het Bestuur uitgaan, en alle uithangborden in de Spaansche taal luiden, behalve ‘tappen en slijten’.

Bij het binnenkomen van de haven, waarvan onder CURAÇAO een beschrijving gegeven is (zie ook HANDEL EN SCHEEPVAART) heeft men rechts, d.i. oostelijk, het Waterfort, links het Riffort, die wel niet meer tot verdediging kunnen dienen (zie KRIJGSMACHT). Rechts langs de haven ligt het belangrijkste gedeelte der stad, het eigenlijke Willemstad, gewoonlijk Punda (= Poenda) genoemd, waar zich de woning van den Gouverneur, de voornaamste Regeerings-gebouwen en de Protestantsche kerk binnen de enceinte van het oude fort Amsterdam bevinden. In Poenda, de groote handelswijk, zijn ook de oudste huizen, kantoren, pakhuizen en winkels, echte warenhuizen. Aan de kade, tegenover de pontonbrug ligt De Gezelligheid, de sedert 1 Juni 1871 bestaande societeit van Willemstad. Een voorname winkelstraat, de Breedestraat, loodrecht op de haven, voert van daar naar het Wilhelminaplein, waar het Wilhelmina-park een 15-tal jaren geleden door de damesclub Entre nous werd aangelegd, op een plek waar vóór dien geen grassprietje groeide. Aan de zuidzijde van dit plein ligt het tijdens het bestuur van Gouverneur Barge gebouwde Raadhuis, waarin de Koloniale Raad vergadert, de gerechtshoven zitting houden, waarin zich het parket van den Procureur-Generaal, bevindt en ook de gevangenis, hier ‘fiskalaat’ genoemd.

Andere handelsstraten in Poenda zijn: Heere- Prinse- en Keukenstraat. Ook vele nauwe straten en stegen (‘hanken’) met weinig lucht en licht, vindt men hier (een gevolg van de vroegere verdedigings-werken rondom de stad), zoo b.v. in de Moordenaarsbuurt, met haar danshuizen, de matrozenbuurt van Willemstad.

Langs de zuidkust, oostelijk van de haven ligt het stadsdeel Pietermaai, dat tal van aanzienlijke huizen maar ook meer de volksbuurten bevat, die trouwens overal langs de hanken of stegen te vinden zijn. Van alle deelen van het eiland heeft

Pietermaai het meest geleden van den orkaan van 23 Sept. 1877. Velen der huizen aan den zeekant werden weggespoeld, de overigen zwaar beschadigd.

Het rijke kwartier van Curacao's hoofdstad, Scharloo, tevens het kleinste stadsdeel, ligt ten noorden van het Waaigat. Hier staan aan beide zijden de groote, fraaie heerenhuizen der groothandelaren, die in Poenda hunne handelshuizen hebben.

Aan de westzijde van de haven heeft men Otrabanda, ten zuiden begrensd door een diep inloopend binnenwater, het Rifwater, dat door een smalle strook gronds, het Rif, van de zee gescheiden is. Dit volkrijke stadsdeel bevat vele mooie woningen, hospitalen en kerken.

De handelskaden en werven liggen aan beide zijden van de haven. Willemstad als handelshaven is behandeld in het art. HANDEL- EN SCHEEPVAART.

In 1912 verscheen van gouvernementswege een voortreffelijke ‘kaart van het stadsdistrict van het eiland Curaçao’ op de schaal van 1:5000, naar de opnemingen van J.V.D. Werbata in 1909 gedaan.

Men vindt in de stad vele mooie pleinen; de straten zijn goed onderhouden; een kleine tram rijdt door Pietermaai, het Waaigat om en komt aan de andere zijde van dit binnenwater in Scharloo. Er is reeds vrij wat auto-verkeer. De stad heeft sedert 1893 electrische verlichting. Het hotelwezen laat nog te wenschen over, maar waarschijnlijk zal de in 1915 - op raad van Prof. Kraus, bij zijn bezoek aldaar opgerichte vereeniging tot bevordering van het vreemdelingenverkeer daaraan wel hare aandacht schenken. De tijd wordt aangegeven door kanonschoten om 12 uur 's middags en om 8 uur 's avonds.

Voor den huizenbouw gebruikt men natuursteen van het eiland zelf of ook wel baksteen. De huizen zijn meest geel geverfd met witte randen - volgens een Publ. van 1817 (P.B. no. 14) mogen ze niet wit gepleisterd zijn - gedekt met roode pannen, met dakvensters er tusschen, vol afwisseling in de gevels en drie tot vier verdiepingen hoog. Velen, dagteekenende uit den bloeitijd van Curaçao, zijn uit een ruime beurs en met veel smaak gebouwd. Naar Dr. Hendrik P.N. Muller opmerkt, is er aan het hekwerk van sommige villa's, naar Spaansche zede, zeldzame zorg besteed; hij zag er smeedwerk onder, zóó smaakvol en kunstig, dat men er de wederga van in Nederland vergeefs zoekt.

Gezichten van de stad zijn, behalve ook door middel van photographie, zeer dikwijls uitgegeven. Genoemd mogen hier worden de prent van Hoogkamer naar R.F. van Raders en die van Voorduin (zie PLAATWERKEN). Op de tentoonstelling te San Francisco in 1915 was er een panorama van de haven, geschilderd door Poutsma.

Een reproductie van een aardige oude prent ‘'t Eiland Curaçao Anno 1800,’ gaf Jhr. J.O. de Jong van Beek en Donk in zijn artikel ‘De econ.

beteekenis van de haven van Willemstad’ (Tijdschr. v. Econ. Georgr. 1911, blz. 34).

De aard van den bodem maakt rioleering zeer bezwaarlijk, waarbij komt dat in de talrijke smalle straten geen rioolruimte te maken zou zijn. De afvoer van het hemelwater geschiedt langs open steenen goten in de straat. Voor dien van de faecaliën heeft men het tonnenstelsel in zijn eenvoudigsten vorm. De mindere bevolking verzamelt hare faecaalstoffen in tonnetjes of emmers en draagt die des avonds naar de haven, het Rifwater en het Waaigat. De gegoede klasse maakt gebruik van primitieve privaten en doet den inhoud daarvan eveneens in de openbare wateren storten. Ook de afvoer van huisvuil laat nog te wenschen over (zie over deze aangelegenheden, alsook over het woningwezen, het in het art. HYGIËNE genoemde Rapport van den Centralen Gezondheidsraad).

Over de watervoorziening zie aldaar.

Ondanks de steeds heerschende zware winden schijnt het brandgevaar er niet groot te zijn; men meent dat alles met zoutdeelen doortrokken is, waardoor ook de houten huizen vrijwel onbrandbaar zouden zijn.

Opgemerkt dient te worden dat men op de kerkhoven, wegens den steenachtigen bodem, de lijken veelal niet onder den grond begraaft, maar boven den grond neerzet in gemetselde kelders of huisjes, die allerlei vormen hebben.

Bevolkingsstatistiek

Cijfers van de bevolking van de hoofdplaats afzonderlijk vóór 1816 zijn niet gevonden. De geheele bevolking van Curaçao was toen 14094 (6437 m. en 7657 vr.), zoodat meer dan de helft van de bevolking in de hoofdplaats woonde (officieele opgave van den Gouv. Gen. Kikkert, ingekomen bij het Dept. van Koophandel en Koloniën). Volgens het Kol. Verslag 1915 telde op 1 Jan. 1915 de hoofdplaats van Curaçao 14084, het geheele eiland 33361 inwoners. In een eeuw zou de bevolking der stad dus nog niet verdubbeld zijn, die van het geheele eiland iets meer dan verdubbeld.

Geboorte- en sterftecijfers worden in de Kol. Verslagen voor de hoofdplaats niet afzonderlijk opgegeven. Zoowel de geboorte- als de sterftecijfers vertoonen groote schommelingen; waarschijnlijk hebben langdurige droogte en daardoor ontstaan gebrek aan goed drinkwater en goed voedsel invloed op den gezondheidstoestand en dientengevolge op de sterfte.

Voor de hoofdplaats zouden de sterftecijfers waarschijnlijk iets ongunstiger zijn dan die voor het geheele eiland, omdat de sterfgevallen in de hospitalen van menschen die van buiten komen, daarbij gerekend zouden worden.

Zie voorts de artikelen EEREDIENST, ONDERWIJS, WATERVOORZIENING en ZIEKENVERPLEGING.