30 Jan. 1842 te Nunen in N.-Brabant geboren, genoot zijne opleiding aan het kleinen het groot-Seminarie te 's Bosch, trad in Sept. 1869 te St. Truiden (België) in de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers (Redemptoristen) en legde er 17 Oct. 1870 zijne kloostergeloften af.
Vervolgens zette hij te Witten, bij Maastricht, zijne theologische studiën voort, tot hij in Aug. 1871, nog student zijnde, voor de Missie in Suriname werd bestemd. Den 9 Nov. van dat jaar te Paramaribo aangekomen, werd hij 10 Dec. d.a.v. tot priester gewijd. Meer dan 42 jaar heeft Pater Van Coll dus in Suriname doorgebracht (met slechts enkele maanden verlof naar Nederland) in verschillende waardigheden en nog steeds (Mei 1914) is hij in de Missie werkzaam. Geruimen tijd arbeidde hij onder de Boschnegers en de Indianen. Vandaar zijne studiën op het gebied van ethnologie en folklore.Behalve zijne in de artikelen BENEDENL. INDIANEN en INDIAANSCHE TALEN genoemde geschriften, worden hier nog vermeld: Open brief aan Cateau van Rosevelt, Paramaribo 1880 (handelt over het spiritisme); Bekn. Gesch. d. Kath. Missie in Suriname, Gulpen 1884 (waaraan hij heeft medegewerkt); Sanimee Karetaale, Kalienja Kapoewa itooriko-me. Gulpen, 1887 (Karaïbische catechismus); Katholiek verweer op Hernhutter aanval.
Paramaribo, 1903; Den Principari Bribitori, Amst., 1904 (N.E. de voorn. geloofsartikelen); Den Les nanga den Evangeli foc da Heli Jari. Amst., 1904.