Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Aruba

betekenis & definitie

IAardrijkskundig overzicht

Naam, Ligging, Vorm en Grootte.

Evenals bij Bonaire en Curaçao, bestaat omtrent oorsprong en beteekenis van den naam geen zekerheid. Naar Prof. Ernst te Caracas aan Prof. Martin mededeelde, is de naam van Indiaanschen oorsprong. Op oude kaarten en in oude werken wordt het eiland ook wel Oruba en Orua genoemd, hetgeen wellicht is afgeleid van Oirubae en zooveel als metgezel (n.l. van Curaçao) zou beteekenen. Deze afleiding klinkt in elk geval waarschijnlijker dan die van de Spaansche woorden Oro hubo (= Er was eens goud), daar de aanwezigheid van dit metaal noch aan de oudste,

Indiaansche, bewoners, noch aan de eerste ontdekkers, de Spanjaarden, bekend is geweest. De naam is dus zeer waarschijnlijk overgenomen van de oorspronkelijke Indiaansche bowoners, wier taal wel is waar ook de afleiding ora (schelp) en oubao (eiland), dus schelpen-eiland toelaat.

Tot voor korten tijd ontbrak een nauwkeurige kaart op wetenschappelijken grondslag, zoodat die bij het artikel van C.G.C. Reinwardt, op de schaal 1:72000, uit het jaar 1820 dagteekenend, als de beste gold. Sedert 1913 bezitten wij ook van Aruba een topografische kaart, op de schaal 1:20000.

Aruba behoort, evenals Curaçao (zie aldaar), tot de Eilanden onder den Wind en is het meest westelijke van de rij eilanden, welke zich ten N. der kust van Z.-Amerika tegenover de republiek Venezuela uitstrekt. Het ligt met zijn Z.O. punt vrij wel op dezelfde breedte als de N. punt van Curaçao. Volgens de nieuwe topografische kaart strekt zich het eiland uit tusschen 12° 37' 26" (iets ten N. van Kudarebe) en 12° 24' 35" N. Br. en tusschen 70° 4' 13" (Manchebo) en 69° 52' 12" (ten N. van Punt Basora) W.L. v. Gr. Van Curaçao is het ongeveer 60 K.M. verwijderd, van het dichtst bijgelegen punt van Venezuela, n.l.

Kaap St. Roman, ruim 25 K.M. In de ligging van Aruba bestaat nochtans een groot verschil met die van Bonaire en Curaçao. Deze beide laatste eilanden liggen op den smallen onderzeeschen rug, die zich, ongeveer evenwijdig met de kust van Venezuela, van Orchilla in het O. tot de W. punt van Curaçao in het W. uitstrekt en waarvan behalve deze twee eilanden, de nog verder westwaarts gelegen Aves- en Roqueseilanden de eenige deelen zijn, die boven den zeespiegel uitsteken. Deze rug daalt zoowel naar het N., als naar het Z. steil tot groote zeediepten af, zoodat tusschen hem en de kust van Venezuela diepten van 1000-2000 M. gepeild worden. De genoemde kust heeft een veel minder steile helling, daar zij in een hoogstens 200 M. diepe vastelandsbank overgaat, aan wier rand eerst groote diepten optreden.

Aruba nu is gelegen op een naar het N. vooruitspringend gedeelte van die bank, vlak bij haar rand langs de diepe zee. Dientengevolge is Aruba door een diepe geul van Curaçao, doch slechts door een ondiepe zee van het vasteland gescheiden, waarvan o.a. een groote vischrijkdom in laatstgenoemd water het gevolg is.

Aruba heeft een massieven vorm, strekt zich, evenals Curaçao, van het N.W. naar het Z.O. uit en komt, afgezien van de vele insnijdingen bij laatstgenoemd eiland, daarmede in gedaante vrijwel overeen; alleen de aanzienlijke versmalling in het midden van Curaçao komt bij Aruba niet voor. Naar het Z.O. wordt dit laatste geleidelijk smaller en eindigt in Punt Basora. In het W. eindigt de Z. kust bij Zandpunt (Marchebo der Topogr. kaart) en buigt hier vrij plotseling naar het N.W. om. Van Poos di Noord af is de breedte van het eiland zeer gering.

De lengte van het eiland bedraagt ruim 30, de grootste breedte nauwelijks 9 K.M., de oppervlakte volgens W.L. Loth (Kaart van Suriname) 165, volgens Nijman ongeveer 200 v. K.M.

Kustgesteldheid.

Een meer nauwkeurige beschrijving der kust is eerst mogelijk geworden na het verschijnen der topografische kaart van dit eiland in 1913.

Het westelijk gedeelte der N. kust is zeer steil en door de hevige branding, onder den invloed van een krachtig waaienden Passaatwind, gevaarlijk voor de scheepvaart. Dit steile karakter behoudt zij tot vlak bij Rincon. Alleen waar waterloopen de kust bereiken, treden kleine zandige vlakten (zandvelden) op. Op sommige plaatsen is het kalkgesteente, dat overigens hier de kust omzoomt, door de kracht der golven geheel ondermijnd en ziet men het schuimende water binnen het land opspatten. Zelfs stijgt even voorbij Daimane (Daimari) bij ruw weer op eenige honderden meters van de kust af het zeewater als een witte damp uit een ronde opening in den rotsbodem omhoog, terwijl men in de nabijheid dier opening de branding in de diepte hoort bulderen. Hier en elders heeft de zee grotten in het weeke gesteente uitgeschuurd en wandelt men over een natuurlijke brug van kalksteen, waaronder de brandingsgolven, die men reeds van uit de verte kan zien naderen, de een na de ander verdwijnen, zonder dat men ze weer ziet terugkeeren.

Een geheel ander karakter vertoont het oostelijk gedeelte der N. kust van Rincon af tot voorbij de Boca Grandi, waar de wind duinen heeft opgeworpen en men zich in een Hollandsch duinlandschap verplaatst kan denken. Verder naar het Z. is de kust weer steil. De Z. kust is laag tot Kaas di paloma, van hier tot Oranjestad steil en bijna over hare geheele lengte, ongeveer van Oranjestad tot San Nicolas, door een rij smalle, lang gerekte koraalriffen vergezeld, ongeveer een kilometer van de kust verwijderd en slechts enkele meters breed. Vroeger waren deze riffen met een dichte vegetatie van rhizophoren (hier mangelboomen geheeten) begroeid, thans zijn deze grootendeels uitgeroeid. Tusschen de riffen geven eenige openingen toegang tot het daarachter gelegen, ondiepe water alsmede tot de weinige inhammen, welke deze kust vertoont, zooals de Paardenbaai bij Oranjestad, het Spaansch lagoen bij Balashi, die het verst in het land opdringt, de Kommandeursbaai bij Sabaneta en de Baai van San Nicolas. Van Oranjestad af is de kust weer overwegend laag en zandig, behalve in het uiterste N., waar nogmaals eens teil gedeelte optreedt.

Aan het steile gedeelte der N. kust treft men een aantal kleine inhammen aan, zooals de Boca Cura, de Poos di Noord, de Boca Chitikoe, Boedoei, Boca Mahos, die van Andicouri, Daimari, Boca Ketoe, de Baai dos Playos en de Boca Prins. Evenmin als aan het stcile gedeelte, komen aan het lage belangrijke insnijdingen voor; als de grootste kunnen die van Rincon en de Boca Grandi genoemd worden. Vooral de Baai van Andicouri wordt geprezen wegens haar natuurschoon. Overigens vertoonen de baaien der N. kust alle vrijwel hetzelfde karakter. Zij vormen steeds het uiteinde van een W.-O. of N.O. gerichte kloof, die gedurende het grootste deel des jaars droog ligt en alleen in den regentijd water afvoert, zijn aan de zeezijde door een duin afgesloten en bezitten op den achtergrond een zandige vlakte, waarin ondiepe plassen liggen, bewoond door talrijke krabben. De kloven zelf zijn begroeid meteen zeer weelderige, maar lage mangrove-vegetatie. Verder landwaarts in rijst het bergland van Aruba met steile helling omhoog.



Bodemvorm.


Naar de hoogte kan Aruba in drie deelen gesplitst worden, n.l. een berg- of juister heuvelland in het midden met een plateau-landschap ter weerszijden daarvan. Het eerstgenoemde begint in het N. vlak bij de kust, welke daardoor haar steil karakter vertoont, en strekt zich hier uit van den Matividiri tot Fontein, van waar de grens tegen het oostelijke plateau in Z.W. richting tot het Spaansch lagoen loopt, terwijl de grens tegen het westelijke plateau wordt aangeduid door een lijn van deze lagune naar den Matividiri getrokken. Het heuvelland bezit derhalve een driehoekige gedaante en bereikt zijn grootste hoogte in het Z.W., vlak bij de westgrens ervan, waar de Jamanota (188 M.), de Ariekok (176M), de Seroe Boonchi (146 M.) ten Z.O. en N.O. van het plaatsje Santa Cruz, als geïsoleerde toppen omhoog rijzen. Van deze hoogten helt de bodem steil naar het W. en Z., geleidelijk naar het O. en N. af. Door langere, O. of N.O. loopende, en kortere, W. en Z.W. gerichte insnijdingen wordt de oppervlakte in een groot aantal lage ruggen en kopjes verdeeld, die zich gemiddeld niet hooger dan 30 M. boven den bodem der insnijdingen verheffen. Door de geringe diepte dezer dalen valt de geleding van het landschap slechts weinig in het oog. De dalen zetten zich ten deele voort tot de N. kust en vormen er de genoemde kleine inhammen, ten deele worden zij door duinvorming van de kust gescheiden, zoodat zij doodloopen.

Het westelijke plateau heeft een zeer weinig ingesneden oppervlakte, helt langzaam van het N.O. naar het Z.W. af en bezit nergens meer dan 60 M. absolute hoogte. In het midden van het eiland is het bezet met een aantal heuvels, evenwel niet hooger dan 20-30 M. Op andere plaatsen is het bedekt met reusachtige rotsblokken, hier huizenhoog opgestapeld, elders aan de Drentsche hunebedden herinnerende. Zij zijn het resultaat der erosie en moeten beschouwd worden als de laatste overblijfselen van vroegere heuvels. Eenmaal was dit plateau door de zee bedekt, en niet alleen is volgens Martin de oude strandlijn duidelijk te volgen, maar de rotsblokken vertoonen ook nog de werking der branding in den vorm van uithollingen, die alle naar het W. gekeerd zijn, zoodat de vorm der blokken dikwijls aan strandstoelen doet denken. Aan den Z.W. rand van dit plateau ligt de kegelvormige Hooiberg (175 M.), van waaruit een lage heuvelrug in Z.O. richting naar het Spaansch lagoen loopt. Deze heuvelrug is feitelijk opgelost in een aantal toppen, zooals de Seroe Bientoe en de Canashito, welke een boog vormen,

waarvan de bolle zijde naar de zee is gekeerd en die hier het plateau begrenst. Een soortgelijke rug, echter niet zoo sterk opgelost in afzonderlijke deelen, vormt de grens van het plateau in het N. Hij begint bij den Kristalberg (94 M.), loopt eerst naar het N.W. en wel langs de N. kust, neemt vervolgens een westelijke richting aan en eindigt bij Karamajeta, niet ver van de W.-kust. Als afzonderlijke, hoewel weinig in het oog vallende toppen kunnen in dezen rug de Calabasa, de Poos di Noord en de Alto Vista (71 M.) genoemd worden. In het W. ontbreekt een scherpe grens en gaat het plateau geleidelijk in een lage kustvlakte over, evenals aan de N. kust tusschen den Kristalberg en Matividiri. Geheel in het N. vindt men, als laatste uitloopers van het heuvelland, de Annaboli (28 M.) en de Hudishibana (25 M.).

Een geheel ander karakter vertoont het oostelijke plateau, dat zich tot het uiterste Z.O. van het eiland uitstrekt en van het midden naar de randen regelmatig in hoogte afneemt. Deze bedraagt gemiddeld 30 M., ten N. van den Seroe Colorado echter slechts 15 M., terwijl deze heuvel zelf, de eenige zelfstandige verheffing in dit gedeelte van het eiland, 41 M. absolute hoogte bezit en steil in het O. en Z.O. naar de zee afdaalt. Aan de N. zijde rijst de rand van het plateau steil op boven een lage, doch zeer smalle kustvlakte; aan de Z. zijde is de helling veel minder steil en de kustvlakte aanmerkelijk breeder. Zij strekt zich hier langs de geheele Z. en W. kust uit tot Westpunt en beslaat bij Oranjestad de grootste oppervlakte.



Wateren.


De geringe oppervlakte van het eiland en het droge klimaat hebben groote waterarmoede tengevolge. Permanente rivieren komen er niet voor, afgezien van een onbeduidend beekje bij Fontein aan de N. kust, wel talrijke kloofvormige dalen, rooien geheeten (van het Spaansche arroyo = beek), die alleen in den regentijd water afvoeren, overigens, soms jaren achtereen, droog liggen. De wanden dezer dalen vertoonen doorgaans zachte hellingen; alleen hier en daar, zooals in de Rooi Fluit en vooral in de Rooi van Cachoentie, zijn deze steil. Nochtans bewijzen de aanzienlijke puinmassa's en de somtijds groote rotsblokken in het bovenste gedeelte, alsook de geweldige zandmassa's aan het uiteinde der dalen, dat in den regentijd groote hoeveelheden water er door naar zee stroomen. In de behoefte aan water moet dus voorzien worden door putten en regenbakken, evenals op Curagao (zie aldaar). Dat door het graven van diepe putten het watergebrek, althans ten deele, verholpen zou kunnen worden, bleek in 1911, toen door de bevolking van het 4de distrikt een put van ongeveer 40 M. diepte werd gegraven, die goed drinkwater leverde.

Minder diepe putten werden in de laatste jaren door de Regeering, zoowel als door particulieren, in vrij groot aantal aangelegd. Afzonderlijke vermelding verdienen nog een drietal bronnen van bitterwater, n.l. te Andicouri, Paloe Marque (bij Fontein) en bij den berg Sjetti. Achter Fort Zoutman loopt een warme bron in zee uit, waarvan het water tegen rheumatische aandoeningen wordt aanbevolen.



Bevolking.


De oorspronkelijke bewoners van het eiland waren Indianen. Terwijl volgens Martin de thans nog in gering aantal aldaar levende Indianen van den vasten wal afkomstig zijn, de oorspronkelijke bevolking van het eiland zelf daarentegen uitgestorven is, zou deze volgens Nijman nog niet geheel verdwenen zijn en Indianen ‘van zuiver ras’ nog op Aruba voorkomen. Omstreeks 1816 woonden er nog 564 echte Indianen. Overblijfselen van deze bewoners en hunne oude beschaving worden er in elk geval nog vrij talrijk aangetroffen, veel talrijker dan op Bonaire en Curaçao (zie OUDHEDEN II). Zuivere Negers, op Aruba geboren, treft men er niet meer aan, en ook onder de kleurlingen speelt het negerelement geen overwegende rol. Het aantal zuivere nakomelingen van Blanken is eveneens gering, bedroeg volgens van der Gon Netscher in 1868 slechts 1½ % der bevolking; want ook onder de aanzienlijkste familiën hebben vele Indiaansch bloed opgenomen.

In veel hoogere mate is zulks het geval geweest bij de lagere volksklassen, en zoo vertoont dan ook verreweg het grootste gedeelte der bevolking een Indiaansch type, n.l. een kleinen, doch elastischen lichaamsbouw, sluik, blauwzwart haar en regelmatige, somtijds werkelijk mooie gelaatstrekken. Opvallend is vooral de lichte huidskleur van vele kinderen. Daarnaast treft men ook individuen aan, die meer aan het negertype herinneren, met krachtigen lichaamsbouw, dikke lippen en grove jukbeenderen benevens kroes haar.

In zeden en gewoonten valt weinig of geen verschil waar te nemen tusschen de verschillende elementen der bevolking. De gezondheidstoestand is gunstig te noemen. Tering komt er nagenoeg niet voor, lepralijders worden er niet gevonden, venerische ziekten zijn er zeldzaam en gele koorts treedt slechts een enkele maal op. Alleen slecht voedsel en ongezond drinkwater doen in sommige jaren het sterftecijfer abnormaal hoog stijgen. Overwegend belijdt de bevolking den R. Katholieken godsdienst.

De algemeene omgangstaal is het Papiamento, dat hier echter meer Indiaansche woorden bevat dan op Curaçao; slechts de aanzienlijken spreken door hunne verbindingen met dit eiland het Curaçaosche Papiamento, terwijl slechts bij uitzondering iemand behoorlijk Nederlandsch verstaat of zelfs spreekt. De oude Indiaansche taal is volgens Gatchet reeds sedert 1800 uitgestorven.In 1912 bestond de bevolking uit 4490 mannen en 4951 vrouwen. Het aantal geboorten bedroeg slechts 299, tegen 447 in 1911, waarvan in

laatstgenoemd jaar 111, in 1912: 62 buiten echt; dat der sterfgevallen 133 in 1911 en 252 in 1912. Naar de geboorteplaats was de bevolking in 1911 als volgt verdeeld: in de kolonie geboren 9391, elders in W.-Indië 21, in Nederland 22, elders 182. Naar den godsdienst telde men: 9265 R. Katholieken, 349 Protestanten en 2 Israëlieten. De voornaamste beroepen, bedrijven en ambachten der bevolking zijn:

Hoedenvlechters en -vlechtsters, Landbouwers, Mijnwerkers, Naaisters, Visschers

Waschvrouwen, Zeelieden.

Evenals op Curaçao, verschaft het vlechten van stroohoeden aan vele ingezetenen een bestaan, terwijl landbouw, mijnbouw en vischvangst er een grootere beteekenis hebben dan op eerstgenoemd eiland. Het feit, dat in

de Koloniale Verslagen 6021 personen, d.i. bijna ⅔ der totale bevolking, als zonder beroep wordt opgegeven, ontneemt aan deze statistiek een groot gedeelte van hare waarde, aangezien de meeste van deze personen ongetwijfeld niet zonder beroep zijn, maar dit niet behoorlijk vastgesteld kon worden.



Staatkundige indeeing en plaatsen.


Het eiland Aruba wordt in vier distrikten verdeeld, n.l. het 1ste distrikt, ook Playa geheeten, dat de hoofdplaats omvat, het 2de distrikt met Noord, het 3de met Santa Cruz en het 4de met Sabaneta als bevolkingscentrum. Naast deze plaatsjes vallen nog te noemen: Balashi aan het Spaansch lagoen en San Nicolas aan de gelijknamige baai, de haven voor de phosfaatgroeven van Cerro Colorado, welke door de Maatschappij, die het phosfaat (zie aldaar) ontgint, aanmerkelijk verbeterd en door een veldspoorweg met de Cerro Colorado verbonden is. De overige bewoners zijn over het geheele eiland, vooral over de westhelft, verstrooid en in kleine, armoedige huizen en hutten gevestigd; want plantages, zooals op Curagao, treft men op Aruba niet aan, uitgezonderd Fontein aan de N.-kust, waar de betrekkelijke vruchtbaarheid van den grond het gevolg is van een permanent beekje, dat hier naar zee stroomt.

De hoofdplaats heet Oranjestad en ligt aan de Paardenbaai, aldus genoemd, omdat er weleer de paarden gemakkelijk konden over geladen worden op hun transport van de kust van het vasteland naar Jamaica. De plaats ontving haarnaam eerst in 1820 en is feitelijk een dorp met ongeveer 200 woningen, grootendeels kleine, onaanzienlijke huizen uit steen opgetrokken, ten deele ook armoedige hutten met stroo gedekt. Het voornaamste huis is er het wit gekalkte regeeringsgebouw; daarnaast moeten nog de R.-Katholieke kerk en het kleine Protestantsche kerkje genoemd worden, benevens de gouvernementsschool en de R.-Katholieke school. Het fort Zoutman is reeds lang aan zijn oorspronkelijke bestemming onttrokken en huisvest thans den landraad, het kantongerecht, de politiewacht, de gevangenis enz. Een afzonderlijke wijk vormt de buurt Rancho in het N.W., waar het grootste gedeelte der visschersbevolking van het eiland woont.

Litt. Zie de opgave bij Curaçao en verder: Een bezoek aan Aruba en Bonaire in het jaar 1823, door een in laatstgenoemd gewest gevestigd Nederlander, Vaderlandsche Letteroefeningen 1823-24. A.D. van der Gon Netscher, Korte beschrijving van de Nederl.-West-Indische eilanden, Bijdr. tot de Taal-, Land- en Volkenkunde van Nederl.-Indië, 1869 blz. 487, 501,521 en 522. - A.J. van Koolwijk, De Indianen-Caraïben van het eiland Aruba, T.A.G., dl. VI, Versl. blz. 222 en dl. VII, Meded. blz. 80. - id. Verschillende mededeelingen aangaande het eiland Aruba, reeks 2, dl. I, Versl. en Meded. blz. 134, 369,595, 600 en 601. - Gatchet, The Aruba and the Papiamento Jargon, American Philosophical Society Philadelphia, 1884. Aruba-nummer van Neerlandia, December 1911. -Topographische Kaart van Aruba in 8 bladen, schaal 1.20000, den Haag 1913.

H.Z. .

II Aardkunde

Zie aldaar.

III Nautische aanteekeningen

Aan de N.-kust rijzen de rotsen steil uit zee op en wordt geen ankergrond gevonden. Langs de geheele Z.-kust strekt zich een koraalrif uit, terwijl zich aan de N.W.-zijde eenzandbank bevindt met hieren daar koraal plekken.

Het rif aan de Z.-zijde heeft tal van openingen; een dezer geeft toegang tot de eenige baai van beteekenis, de Paardenbaai, die de binnenreede vormt van de hoofdplaats, Oranjestad. Deze baai is toegankelijk voor kleine schepen; een schip met 54 dec. diepgang kan met de noodige behoedzaamheid de baai binnenstoomen; de ruimte in de kom van de baai is zeer klein en alleen te gebruiken in de maanden, waarin geen verandering van windrichting te verwachten is.

Aan de W.-zijde van het eiland is goede ankergrond te vinden in 5 tot 15 vadem water, verder is er ten W.N.W. van Oranjestad in 7 vadem water eene kleine ankerplaats op het merk: de Hooiberg in één met de R.K. kerk van Oranjestad.

Om de Paardebaai in te varen brenge men nabij Oranjestad gekomen een kenbaar rood huis in een zwart huisje, beiden aan de O. zijde van het dorp gelegen, en vaart met den koers N.N.O. ¼ O. in die richting door tot nabij een witte ton, waarop de koers veranderd wordt in N.W. Men passeert dan aan stuurboord weder eene witte ton en ankert dwars van de landingplaats in 5½ vadum water op de binnenreede.

Op de O. punt van het eiland, Sierra Colorada genaamd, bevindt zich een vast licht, 9 Eng. mijlen zichtbaar.

Gebruikte bronnen: Zeekaarten West-Indië No. 211 en 223. v.d.S.L.

IV Geschiedkundig overzicht

Zie CURAQAO.