Hugo de Vries (1848—1935) was een beroemd Nederlands plantkundige. Hij promoveerde aan de Leidse Universiteit en zette zijn studies in Duitsland voort.
Daarna werd hij eerst leraar aan een H.B.S. te Amsterdam en, nadat hij door de resultaten van een hem door het Pruisische ministerie van Landbouw gevraagd onderzoek, de aandacht op zich gevestigd had, volgde in 1878 zijn benoeming tot Hoogleraar aan de Amsterdamse Universiteit. In deze functie is hij tot zijn aftreden in 1918 werkzaam gebleven.
Sinds 1896 was hij ook directeur van den Hortus Botanicus te Amsterdam. Het geliefkoosde studie-onderwerp van prof. de Vries was het vraagstuk der erfelijkheid en van het ontstaan der soorten; zijn wereldreputatie dankte hij dan ook aan de publiciteit van zijn beroemde werk over de mutatietheorie, waarover wij in een apart artikeltje al schreven.
Hij was de eerste, die het probleem van het ontstaan der soorten langs den weg van proefnemingen op grote schaal trachtte te benaderen, waardoor hij de grondlegger werd van het moderne inzicht in het erfelijkheidsvraagstuk.Verschillende universiteiten boden hem een leerstoel aan (o.a. de Columbia-universiteit te New-York) of benoemden hem tot eredoctor. Prof. de Vries schreef een groot aantal belangrijke werken en maakte grote buitenlandse reizen om wetenschappelijke voordrachten te houden.