Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Reddingswezen

betekenis & definitie

Het doel van liet reddingswezen is spoedig gezegd, dat is: het redden van medemensen uit een ogenblikkelijk gevaar, speciaal op het water. Er is natuurlijk ook een reddingswezen te land (denk aan de Eerste Hulp bij Ongelukken), doch in den regel denkt de Hollander bij reddingswezen aan het water.

Als verenigingen voor ’t reddingswezen noemen wij de „Noord- en Zuid-Hollandse Reddingsmaatschappij”, die van Rottumeroog tot Loosduinen en de „Zuid-Hollandse Maatschappij tot redding van schipbreukelingen”, die van Loosduinen tot de Belgische grens 37 stations voor de redding van schipbreukelingen in stand houden. Al deze stations worden beheerd door plaatselijke agenten of commissies, die bij voorkomende gevallen de leiding van het reddingswerk op zich nemen. De maatschappij beschikt over een groot aantal reddingboten, waaronder zeer moderne, uiterst zeewaardige motorreddingboten. De bemanning van deze boten bestaat grotendeels uit vrijwilligers, die geregeld geoefend worden. Slechts op de grootste boten bij de belangrijke stations is de kern van de bemanning in vasten dienst. Het zal wel niet nodig zijn de algemeen gewaardeerde en hooggeschatte werkzaamheid van deze maatschappijen nog nader toe te lichten.

We hebben alleen maar enkele namen te noemen, zoals Dorus Rijkers, Klaas van Urk, schipper Toxopeüs en zoveel anderen, dragers van de allerbeste Hollandse zeemanstraditie, redders van honderden mensenlevens. Alleen reeds de Noord- en Zuid-Hollandse Reddingmaatschappij” heeft sinds haar oprichting (1824) tot heden ongeveer 6100 schipbreukelingen gered. Deze Maatschappij heeft 15 motorreddingboten, 20 roei- en zeilreddingboten, 20 lijnwerpen wippertoestellen, 8 motortractors en 19 zoeklichtinstallaties. De Zuid-Hollandse M. t. R. v. S. heeft 8 motorreddingboten, 4 roeireddingboten en 6 lijnwerp- en wippertoestellen.

Op het gebied van het reddingswezen in de binnenwateren bestaat hier te lande de Maatschappij tot Redding van Drenkelingen, die reeds in 1767 te Amsterdam gesticht werd. Zij was de allereerste organisatie op het gebied van het reddingswezen en de moeder van alle dergelijke, thans overal in Europa bestaande instellingen. Deze Maatschappij tracht zoveel mogelijk kennis te verspreiden omtrent de vaardigheid in het opwekken der levensgeesten bij drenkelingen, door een electrischen stroom getroffen mensen, enz. Zij organiseert cursussen, verspreidt geschriften, looft prijzen uit, enz. Sinds 1917 bestaat in Nederland een tweede vereniging op dat gebied, die echter zeer nauw met de eerste samenwerkt, n.l. de Nederlandse Bond tot het redden van drenkelingen. Dit is de bond met de bekende „reddingsbrigade”.

Herhaaldelijk zijn in de krant de stoute stukjes van deze kranige zwemmers en redders te vinden. Ook deze bond organiseert cursussen en geeft propagandademonstraties en laat, met medewerking van de gemeentebesturen, bij bruggen en op andere geschikte plaatsen, reddingshaken, lijnen, dreggen enz. aanbrengen.

Analoge en goed ontwikkelde reddingsdiensten vindt men bij de sporen en ook in het jonge Nederlandse mijnbedrijf.

Op alle hierboven beschreven gebieden van het reddingswezen treffen wij telkens het woord „Eerste Hulp” aan. Hiermede wordt verstaan: alle maatregelen en instellingen, die erop berekend zijn, om zo spoedig mogelijk na een ongeval voorlopig hulp te verlenen. Doel van dit particuliere streven is: het bijbrengen van „Eerste Hulp”-kennis — die toepassing van de kunstmatige ademhaling en eenvoudige verbandleer omvat — aan alle mensen. In Nederland zijn vooral de verenigingen „Eerste Hulp bij Ongelukken”, „Het Rode Kruis”, „Het Groene Kruis” en „Het Witte Kruis” op dit gebied werkzaam. In de steden is de „Eerste Hulp” meest onderdeel van de politie, de brandweer of den Geneeskundigen Dienst.

In 1909 zijn op initiatief van wijlen Prins Hendrik alle belangrijke verenigingen en lichamen op het gebied van het Reddingswezen verenigd in één organisatie, n.l. de „Koninklijke Nationale Bond voor Reddingswezen en Eerste Hulp bij Ongelukken, Het Oranje Kruis”, waarvan de Prins destijds voorzitter was. Voor de hulpverlening bij nationale rampen is deze bond „Het Oranjekruis” officieel aangewezen als het centrale lichaam.