Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Orgel

betekenis & definitie

Dit is het aloude, algemeen gebruikte en gewaardeerde instrument, dat weliswaar in vele huiskamers en concertzalen wordt aangetroffen, maar dat zijn voornaamste bestemming toch eigenlijk pas vindt in de kerk. Bij de hierna volgende korte bespreking hebben we dan ook het oog op het kerkorgeltype, waarmede de huis- en concertorgels echter in de hoofdzaken overeenkomen.

Het orgel, dat door middel van toetsen wordt bespeeld, is eigenlijk een verzameling van een groot aantal blaasinstrumenten. Op een blaasinstrument kan men door gaten te openen of te sluiten, verschillende tonen voortbrengen, in het orgel is echter voor iederen toon zulk een instrument, een orgelpijp, nodig. De pijpen worden in een aantal groepen, stemmen, of registers verdeeld; elk register omvat een aantal pijpen van verschillende afmetingen, maar van dezelfde constructie en dezelfde klankkleur. De tonen van deze pijpen verschillen dus alleen in hoogte. Het orgel is het enige instrument, dat den gehelen, in de muziek mogelijken, omvang van 8 octaven bezit, waarvoor een groot orgel wel enige duizenden pijpen bevat, die in lengte afwisselen van 0.30 m. tot 9.60 m. De pijpen zijn gemaakt van tin of hout — bij orgels van mindere kwaliteit ook wel van zink— en zijn verdeeld in twee soorten: de labiaal(lippen) pijpen en de tongwerken. Bij de eerste ontstaat de toon, doordat de ingeblazen lucht door een spleet, ongeveer zoals bij de menselijke stembanden, naar buiten stroomt: bij de andere brengt de lucht een vrijhangend metalen pijpje in trilling.

Hoe wordt nu de vereiste luchtstroom verkregen? Daartoe is het orgel voorzien van een stel blaasbalgen, die vroeger door menselijke kracht (het bekende „orgeltrappen”!), tegenwoordig meestal door mechanische kracht in beweging worden gebracht De blaasbalgen persen de lucht in de daarvoor bestemde ruimten, de z.g. windladen. Wanneer nu de orgelist (dit is een nieuw woord naast het oudere organist) het orgel wil bespelen, dan neemt hij plaats voor het toetsenbord, dat men ‘bij de grote orgels speeltafel noemt. Links en rechts van hem bevinden zich houten knoppen of stangen, die het mechaniek van de registers beheersen en eveneens registers genoemd worden. (Bij de moderne orgels zijn de registers reeds weer vervangen door z.g. wippers, die door een enkelen druk in en buiten werking kunnen worden gesteld).

Door het uitschuiven van een register krijgt de wind in zoverre toegang tot de pijpen, dat alleen nog maar het neerdrukken van een toets nodig is om een toon voort te brengen.

Drukt de speler .n.l. een toets neer, dan komt uit de windladen een luchtstroom vrij, die langs verschillende kanalen naar de pijpen wordt geleid en dan den gewensten toon doet ontstaan. Nu hangt het verder maar van de bekwaamheid en kunstzinnigheid van den speler af, hoe hij de klankmogelijkheden zal gebruiken om schone harmonieën voort te brengen. Een goed organist moet over een niet geringe vaardigheid beschikken, want de speeltafel kan van een tot vijf toetsenreeksen zijn voorzien, waarbij dan nog komen de z.g. voetklavieren of pedalen, die, zoals het woord al zegt, met den voet geregeerd worden.

De geschiedenis van het orgel reikt tot aan de oudste tijden. Reeds in de 2e eeuw vóór Christus bestond er een waterorgel, uitgevonden door Ktesibios van Alexandrië, waarvan de winddruk werd geregeld met behulp van water en dat te Rome en in de Romeinse provincie veelvuldig werd gebruikt. Het pneumatische orgel, dat door middel van blaasbalgen van wind wordt voorzien, is vermoedelijk afkomstig uit Byzantium en vandaar in den loop der achtste tot de tiende eeuw in Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland doorgedrongen. Eerst in de 14de eeuw wist het zich een plaats in de kerk te veroveren.

De Nederlandse orgelbouwkunst heeft de eeuwen door naast de buitenlandse haar eigen eervolle plaats ingenomen. Nog altijd telt ons land een aantal belangrijke firma’s, o.m. te Utrecht, Rotterdam, Amsterdam, Alkmaar en Goes, die op dit gebied producten van hoge kwaliteit leveren. Natuurlijk zijn de technische vindingen en verfijningen van den modernen tijd ook op het orgel toegepast.

De grote, onhandige toetsen, die met de vuist moesten worden „geslagen”, uit vroegere eeuwen, werden vervangen door nette speeltafels, waarvan de toetsen slechts een lichten aanslag behoeven om de verbinding met een pijp te bewerkstelligen en dus den toon te doen horen. Ook opent de electrische inrichting, de z.g. electrotractuur, de mogelijkheid om, zo nodig, de speeltafel op enigen afstand, desnoods 30 Meter en meer, van het orgel op te stellen.

Enige van de grootste en belangrijkste orgels ter wereld vindt men in de volgende plaatsen: Haarlem (59 stemmen), Rotterdam (72 stemmen), Parijs (Notre Dame, 86 stemmen), Londen (Westminster Abdij, 77 stemmen), Berlijn (Dom, 113 stemmen), Hamburg (St. Michaëlis, 163 stemmen), Passau (Dom, 208 stemmen) en Liverpool (Kathedraal, 215 stemmen).

In den laatsten tijd is er weer een nieuwe uitvinding gedaan, die een omwenteling op het gebied van kerk- en concertorgels betekent. Het Amerikaanse Hammondorgel brengt alle tooncombinaties voort, die in de grootste pijporgels gebruikt worden, maar... zonder pijpen.

De toon wordt electro-magnetisch voortgebracht, terwijl de verschillende klankkleuren door den organist door 200 millioen(!) combinatiemogelijkheden van klavieren, pedalen, tremolo’s enz. naar eigen smaak kunnen worden gemengd.

Het grote voordeel is, dat het altijd zuiver blijft van toon, geen groter plaatsruimte vergt dan een gewoon harmonium, terwijl de geluidsterkte praktisch onbegrensd is.

< >