Een aardig idee is wel de gedachte geweest om de waardevolle overblijfselen van oude volksbouwkunst: typische boerenhuizen, hofsteden, molens, klokketorens enz., voor het nageslacht te bewaren, niet door ze op prenten of schilderijen te vereeuwigen, of stukken ervan in benauwde musea onderdak te brengen, waar je er dan een beetje vreemd tegen aan staat te kijken, maar door ze, in hun geheel, ter plaatse, waar zij stonden, af te breken, ze naar een geschikte plaats te vervoeren en ze dan in hun eigen element, n.l. de open lucht, weer op te bouwen.
De vader van deze aardige gedachte was een Zweed, Arthur Hazelius (1833—1901). Deze had zich reeds jarenlang met het verzamelen van folkloristische voorwerpen en antieke kamerinrichtingen bezig gehouden en daarmede den grondslag gelegd voor het bekende museum te Stockholm. Om nu een aanschouwelijke voorstelling te geven van de volksbouwkunst in Scandinavië’s verschillende landschappen en om de geleidelijk ontstane eenheid in stijl van huis, vertrek en huisraad aan te tonen, ging hij er toe over om zijn verzameling onder te brengen in een natuurlijke omgeving, n.l. in de oude huizen, hofsteden, stallingen, enz. zelf. In 1891 kwam zijn museum in de buurt van Stockholm tot stand; er staan nu meer dan twaalf hofsteden, boerenhuizen, enz., elk in zijn eigen passende omgeving. Het dieren- en plantenrijk van Scandinavië is er goed vertegenwoordigd; van tijd tot tijd hebben er spelen en uitvoeringen plaats, o.a. van oude volksdansen, die de belangstelling voor de oude volksbeschaving; levendig houden. Later zijn er in Zweden nog twee dergelijke musea bij gekomen en ook in de andere Scandinavische landen vindt men openlucht-musea.
De sympathieke Zweedse idee is gelukkig ook in ons vaderland overgenomen en verwezenlijkt. Sommigen van jullie hebben te Arnhem misschien al reeds een bezoek gebracht aan het mooie oude landgoed „De Waterberg”, meer dan 30 H.A. groot, gelegen aan den Schelmsen weg, waar sinds 1918 het Nederlandse Openlucht-museum is gevestigd. Daar zijn door de goede zorgen van de Vereniging „Het Nederlandse Openluchtmuseum” enige historische gedenkstukken van de Nederlandse plattelandsbeschaving: woningen en molens, huisraad, werktuigen en gebruiksvoorwerpen met de grootste zorg bijeengebracht. Het museumpark is zo verdeeld, dat elke provincie er haar eigen stuk grond heeft, zodat, wanneer het museum eenmaal aanspraak zal kunnen maken op een zekere volledigheid, een regelmatig overzicht zal zijn geschapen van „Geheel Nederland”. De bedoeling van de vereniging, die nog maar aan het begin staat van den weg, dien zij denkt af te leggen, is, om in alle provincies van ons land van elk nog ongerept type boerenhuis er een aan te kopen (of het zich ten geschenke te laten geven); het dan zorgvuldig te doen afbreken en daarna te doen herbouwen in het museumpark. Al deze woningen, schuren, stallen en andere gebouwtjes zullen dan worden ingericht, zoals ze behoren te zijn. Op den duur wil de vereniging op haar terrein een museumgebouw stichten, om daar de op het platteland in gebruik geweest of nog in gebruik zijnde meubelen, huisraad, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen, werktuigen, vervoermiddelen, klederdrachten en sieraden, te verzamelen en ten toon te stellen.
Al is dus het Openluchtmuseum nog lang niet volledig, toch is er al veel interessants te zien. Men vindt er b.v. de uiterst primitieve plaggenhutten, zoals die nog in ons land bewoond worden, een oud-Nederlandsen doolhof, enkele molens, waaronder een stenen korenmolen van 1809, niet minder dan 26 Meter hoog en met wieken van 12 ½ Meter lang. In het ondergedeelte van dezen molen zijn een aantal fraaie provinciale boerenwagens opgesteld, sommige rijk gebeeldhouwd en met spreuken beschilderd. Dan zijn er verschillende hoogst belangwekkende typen van boerenhuizen te zien en onder deze trekt vooral de aandacht het Twentse boerenhuis van Saksisch model, het z.g. „loshocs”, waarin zowel de gehele huishouding als het bedrijf van den I7e-eeuwen Twentscn boer, met inbegrip van zijn koestal met kippenren, „allerhuiselijkst” onder één dak waren gebracht. We kunnen er niet aan denken een volledige opsomming te geven van het zich steeds vermeerderend bezit van deze belangwekkende stichting, trouwens, het voortdurend toenemend aantal bezoekers bewijst, dat vele Nederlanders zich met eigen ogen komen overtuigen van de stijlvolle schoonheid onzer plattelandsbeschaving, zoals die tot ons komt uit de hier, te midden ener buitengewoon mooie natuur, verzamelde en tentoongestelde overblijfselen.