Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 13-08-2019

Olifant

betekenis & definitie

Het merkwaardigste orgaan van dit overbekend dier is de lange slurf, d.i. de sterk verlengde neus en bovenlip, die door talrijke spierbundels een zeer buigzaam en rekbaar orgaan is, terwijl het dier met het uiteinde grijpen kan.

Opmerkelijk zijn de lange slagtanden van het mannetje, die met de krachtige slurf de gevreesde wapenen van den olifant vormen. De slagtanden zijn bij het jonge dier nog kort, groeien echter in den loop der jaren uit tot een lengte van soms meer dan

1½ meter en hebben een gewicht van 80 tot 100 kilogram. Behalve de beide slagtanden heeft de olifant aan weerszijden in elke kaak slechts één kies. Deze vier kiezen zijn ware molenstenen en slijten dan ook in sterke mate af, maar vóórdat een kies versleten is, groeit er reeds zijn plaatsvervanger achter, en deze wisseling van kiezen heeft in het ongeveer 100-jarige bestaan van den olifant zes keer plaats.

Men onderscheidt twee soorten olifanten n.I. den Afrikaansen en den Indischen. Zij hebben kenmerken, die de beide soorten duidelijk van elkaar onderscheiden: de Indische heeft een hoog, breed voorhoofd, middelgrote oren met omgebogen bovenrand, dikke slurf en hangende onderlip. De Afrikaanse olifant wordt iets groter dan zijn Aziatische soortgenoot, zijn oren zijn veel groter, de slurf is dunner, het voorhoofd lager, zijn borst is smaller en zijn poten zijn logger. Ook de kiezen zijn minder dicht geplooid.

De olifant, die, evenals het nijlpaard en de rhinoceros, op ons den indruk maakt tot de voorwereldlijke dieren te behoren, is aan het uitsterven. In vele landstreken, waar hij vroeger in grote kudden leefde, is hij uitgeroeid, b.v. in de Kaapkolonie; in andere delen van Afrika en Azië wordt zijn voortbestaan slechts door strenge jachtwetten in de z.g. natuurreservaten verzekerd. Deze maatregel was noodzakelijk, omdat zowel de negerstammen als ook de blanke jagers hen onverbiddelijk vervolgden en doodden; eensdeels, omdat de kudden olifanten de aanplantingen der inlanders grondig verwoestten, anderdeels, om hun kiezen en tanden te krijgen, die het kostbare ivoor opleveren. De door deze dieren aangerichte verwoestingen beperken zich niet tot de tuinen, velden en, boomgaarden; ook telefoonlijnen vernielen zij.

Ook in Indië, speciaal in Groot-Atjeh, hebben wij zelf herhaaldelijk last gehad, speciaal in 1898—1899, van olifanten, die onze telegraaf- en telefoonlijnen vernietigden. Zo constateerde een patrouille bij Seulimeum, dat olifanten over een afstand van ruim 300 meter de hoge ijzeren buizen, die als telegraafpalen dienst deden, als hoepels krom gebogen en den draad netjes tot een klomp opgerold hadden.

Zodra er jacht op de dieren gemaakt werd, verdwenen zij.

Wordt de olifant niet gejaagd, dan valt hij den mens niet aan; hij is dan gauw bang. Olifanten zijn gemakkelijk te temmen en tengevolge van hun opmerkelijke intelligentie, spoedig te dresseren. Aan den oppasser die hem goed behandelt, toont zich de olifant gehoorzaam, zelfs gehecht, maar voor plagerij of straf is hij zeer gevoelig en hij wordt dan boosaardig en gevaarlijk.

In Engels-Indië heeft men de olifanten reeds in de oudste tijden getemd. Elke Indische vorst bezit een aantal olifanten, die bij alle feestelijke optochten, prachtig opgetuigd, meelopen. Maar ook als werkdier tot het verrichten van zwaren arbeid, speelt de olifant in Engels-Indië nog heden ten dage een gewichtige rol. Hij sleept balken en boomstammen, torst lasten, trekt den ploeg en den wagen van den landbouwer en draagt op zijn rug den jager veilig door de jungle, bij de tijgerjacht. Dat hij ook in den oorlog gebruikt werd, is uit de wereldgeschiedenis bekend.