Een buitengewoon merkwaardige stad is New York. De volkrijkste stad van geheel Amerika en na Londen de grootste stad en de belangrijkste koopstad ter wereld. ..De oorsprong van deze stad is voor ons, Nederlanders, heel merkwaardig: in 1612, toen Amerika nog bijna onbekend was, werd door een aantal Nederlandse pelshandelaars bij een klein fort (de Batterij) een kolonie gesticht, die ze Nieuw-Amsterdam noemden.
In 1623 kochten ze het eiland Manhattan, waarop deze kolonie lag, van de Indianen, in 1642 stichtte men er de eerste kerk en in 1656 telde de stad reeds 120 huizen met ongeveer 1000 inwoners. In 1664 viel Nieuw-Amsterdam in handen van de Engelsen, die de stad verdoopten in New York.New York, dat reeds bij het begin van den Vrijheidsoorlog meer inwoners telde dan Boston, een stad van ouderen datum, breidde zich uit in de 19e eeuw met verbluffende snelheid. Het eiland Manhattan werd te klein; voorsteden werden Brooklyn (Breukelen), Harlem, Hoboken, Jersey City enz. In 1898 werden deze voorsteden, voorzover ze in den staat New York lagen, tot „Greater New York” verenigd. Eigenlijk heeft New York, de grootste stad en tevens de toegangspoort tot Amerika, staatkundig niet veel betekenis, want Washington is de officiële hoofdstad der Verenigde Staten en Albany die van den staat New York. De grote betekenis van New York ligt hierin, dat het zowel een geestelijk middelpunt, als een centrum van den handel, speciaal den geldhandel, is.
New York is bovendien daarom geen echt Amerikaanse stad, omdat 80 procent van de bewoners van vreemde afkomst zijn. Dit komt natuurlijk hierdoor, dat New York de eerste immigratiehaven is: van al die landverhuizers zijn er in drie en een halve eeuw heel wat daar blijven hangen. Echte Amerikaanse gezichten zie je in New York naar verhouding weinig; het wemelt er van Ieren, Duitsers,, Italianen en Polen, Negers en Chinezen. Merkwaardig is, dat er hier in de Ierenwijk meer Ieren wonen dan te Dublin; in New York wonen meer Rooms-Katholieken, meer Joden, meer Ieren en •meer negers, dan in enige stad op aarde.
Bij het naderen van New York van de zeezijde biedt deze stad een sprookjesachtigen aanblik. Eerst wordt het panorama geheel beheerst door het reusachtige Vrijheidsbeeld in de haven, daarna valt het oog op de enorme huizenzee, die daar voor ons ligt. New Yorks „wolkenkrabbers” vormen het machtig silhouet van de stad, maar een steeds wisselend silhouet, dat er over tien jaar weer heel anders zal uitzien, want telkens verrijzen er andere, nóg hogere, nóg moderner ingerichte gebouwen.
En door dit alles golft, loeit, ratelt en brult zonder ophouden de grotestadsdrukte. Hier gaat alles in den overtreffenden trap: het is er voller dan in andere steden, de huizen zijn er hoger en bovenal: het lawaai is er rumoeriger.
Het hartje van New York is het langgerekte eiland Manhattan (de oude Hollandse nederzetting), dat thans absoluut volgepropt is met huizen. Vooral de Zuidspits is zwaar beladen: de duurte van den grond dreef de huizen de hoogte in en maakte de straten smaller.
De voornaamste kloof in die eindeloze huizenzee is de hoofdstraat van New York: Broadway. Deze hartader van verkeer doorsnijdt het lange eiland in schuinse richting, telkens rechte hoeken makend met de hoofdstraten van den tweeden rang.
Overdag is Broadway de hartader van New Yorks millioenen-verkeer; dan jaagt er een onafgebroken stroom van auto’s en vrachtwagens, alles in gloeiende haast, doorheen. Boven sommige straten ratelt den helen dag de luchtspoorweg, „elevated” genaamd, waarvan de lange treinen elkaar met halve minuten opvolgen. En natuurlijk is er ook nog een „ondergrondse”, waar de treinen onophoudelijk doorsnorren.
Vooral in den zomer, als overal in de huizen en straten een lauwe, verlammende hitte hangt en het asfalt hete dampen schijnt uit te stralen, is het in New York niet om uit te houden en dikwijls komen er mensen van hitte om. Dan snorren in alle huizen en restaurants den gansen dag de electrische waaiers en lest men zijn dorst met grote massa’s ijswater.
Behalve Manhattan zijn er nog een aantal merkwaardige buurten in New York. Zo is er Harlem, de negerwijk, en hieromheen de straten der Russen en tenslotte Chinatown, waar Chinezen nog in de oud-vaderlandse gewaden rondlopen.
Al deze vreemdelingenwijken worden doorsneden door de Bowery (de Hollandse Bouwerij = hofstede), de rommelstraat, waar het wemelt van uitdragerijen, kroegen, eethuizen en goedkope bioscopen.
Als de New Yorker van het geraas en getier van zijn stad eens wil uitrusten en genieten van „buiten”, dan vlucht hij naar Coney Island, de meest geliefde badplaats aan de kust, vlak bij de stad gelegen. En daar is het... permanent kermis.
Denk eens aan! Honderd echt ouderwetse Hollandse kermissen, met spullen, gebakkramen, cake-walks, gierende stoomcaroussels, tenten met sensatiebanen, electrische luchtschommels, enz. Denk je al die honderd kermissen op één terrein en denk je alles precies tienmaal zo groot, lawaaiig, griezelig, vurig-stralend en duizelingwekkend als bij ons. Dan heb je nog maar een flauw beeld, aldus een ooggetuige, van Coney Island, het lieflijke strand, waar de New Yorker... gaat uitrusten.