Wat is dat? Encyclopedie voor jongeren

P.J.F.H. van de Rivière, R. de Ruyter-van der Feer (1928, 1930 en 1938)

Gepubliceerd op 09-08-2019

Londen

betekenis & definitie

is de hoofdstad en de regeringszetel van het koninkrijk Groot-Brittannië. De stad is ontstaan aan de Theems, niet aan den mond der rivier, maar een eind landwaarts, omdat het daar veiliger lag voor de stormen, die juist in de Middeleeuwen, toen de zeeweringen nog primitief waren, grote schade konden berokkenen, en tevens ook veiliger voor de zeerovers.

Verder was hier een doorwaadbare plaats in de Theems, zodat alle handel en verkeer zich op dit punt concentreerden en tenslotte is de ligging van Londen zover landinwaarts te verklaren uit het feit, dat de landwegen slecht en onveilig waren, waardoor de koopman-schipper graag zo ver mogelijk de rivier op voer, dus zover als de vloed de rivier binnendrong.
Op die plaats groeide Londen van een kleine handelsplaats tot de geweldige handels- en industriestad, die het thans geworden is.
De naam „London” is afgeleid van het Latijnse Londinium, welken naam Tacitus aan deze nederzetting gaf en die een verlatijnste samenvoeging is van het oud-Britse woord „Llyn of Lin” (poel) en „din of dun” (versterkte plaats op een heuvel). Die heuvel is waarschijnlijk Ludgate Hill, waarop de St. Paul is gebouwd, of Cornhill, nabij het Mansion House.
Ten dage der oorspronkelijke Britten, dus vóór de komst der Romeinen, was Londen niet meer dan een verzameling hutten op een droge plek, te midden der moerassen en der bossen.
Na de vestiging der Romeinen en later in de eerste periode van het Christendom, wies Londen snel in betekenis en werd het, wegens de gunstige ligging aan de Theems, een centrum van handel en scheepvaart. De daaruit ontstane welvaart vormde echter een aantrekkelijkheid voor zeerovers en Londen werd herhaaldelijk geplunderd door Franken, Noormannen, Denen en Saksers. Het wist zich echter steeds spoedig weer te herstellen.
Om deze aanvallen af te weren, werd Londen reeds in de vierde eeuw van wallen en poorten voorzien, aan welke laatste nu nog verscheidene straatnamen herinneren, bijv. Ludgate, Bishopsgate, Aldersgate en vele andere (gate betekent poort).
De stad mat toen van de Tower tot Ludgate ongeveer een Eng. mijl (ruim 1600 M.) in de lengte en een halve mijl in de breedte.
De Saksische bevolking droeg weinig bij tot versterking van Londen; koning Alfred deed in 886 de stad opnieuw versterken en de wallen herstellen tegen de invallen der Denen, die daarna nimmer meer in Londen zijn binnengedrongen. De Romeinse bouwwerken waren intussen afgebroken of in verval geraakt. Londen werd de hoofdstad van een der Saksische koninkrijken en reikte reeds in de 7de eeuw van waar nu St. Paul staat tot de tegenwoordige Westminster Abbey (waartussen een grote onbebouwde ruimte), welke nu de uiterste punten van het eigenlijke centrum der stad vormen. Het wordt in die dagen beschreven als hebbende een belangrijke markt, die door veel vreemdelingen bezocht werd en één vijfde opbracht van de belastingen door koning Kanut over het gehele koninkrijk geheven.
Willem de Veroveraar verleende een charter, waarbij hij zich bepaaldelijk verbond de rechten der stad te handhaven, doch hij deed tevens (voor alle zekerheid) den Tower versterken, met het oog op eventuele onlusten. Londen telde toen vermoedelijk 30 a 40 duizend inwoners. De Magna Charta, uitgegeven door koning Jan zonder Land in 1215, bevatte een speciale paragraaf, aan de oude privilegiën gewijd. De instelling van het burgemeesterschap (Mayor) dateert van 1191 en nog langen tijd daarna werd Londen geregeerd door één Burgemeester, enige Aldermen (zoiets als onze wethouders) en de gehele burgerij, verenigd in wat men noemde de Folk Moot. Een gemeenteraad treedt niet op voor ± 1350.
In de 13e en 14e eeuw werd Londen herhaaldelijk geteisterd door de pestziekte en uitgebreide branden. In de 16e en het begin der 17e eeuw was Londen nog steeds in twee gemeenten verdeeld: de City van Londen en die van Westminster. De stad telde vele grote en fraaie openbare gebouwen en zeer veel aanzienlijke huizen met tuinen, die naar de rivier afliepen. De eigenlijke city was echter nauw inééngedrongen gebouwd: smalle, smerige straten, stegen en sloppen, geheel ongeschikt voor het verkeer. Enkele dezer oude buurtjes bestaan nog. In het midden der 17e eeuw werden in Londen de grondslagen gelegd voor de tegenwoordige wereldstad, doch eerst moest het nog de grote pestziekte van 1664—1666 doormaken, waarbij ongeveer 100.000 inwoners ten grave gingen, en den groten brand (1666), die 13000 huizen verwoestte. Op de plaats, waar deze ramp eindelijk bedwongen werd, verrijst nu ter herinnering „the Monument”, een zuil van ± 70 meter hoog, opgericht in 1677. Deze laatste ramp had echter zijn goede zijde: Londen werd herbouwd op ruimer schaal en veel van de oude sloppen verdwenen. Er verrezen verscheidene grote en fraaie gebouwen, o.a. de St. Paul’s kerk, schepping van den bouwmeester Christopher Wren. Westminster Abbey, de Hall, Temple Church en de Tower, zijn de enige grote monumentale gebouwen, die van vóór den brand dateren.
In 1703 beleefde Londen een nieuwe ramp: een geweldige storm verwoestte huizen, kerken en deed vele schepen verongelukken. Vele honderden personen kwamen om.
In de tweede helft der 18e eeuw verrezen de meeste der fraaie gebouwen, die wij nu nog ten zeerste bewonderen; de stad breidde zich in een steeds sneller tempo uit, talrijke bruggen werden over de Theems geslagen. Bij die uitbreiding heeft men er echter zorg voor gedragen in alle delen der stad zeer grote parken „uit te sparen”, ter luchtverversing: „de longen der stad”. Hydepark, Kensington Gardens, Regentspark in het Westen en Noord-Westen; Victoriapark in het Oosten; Greenwichpark en Battersea in het Zuiden zijn er de voornaamste van.
Op dit oogenblik beslaat Londen de oppervlakte van wat wij een provincie zouden noemen, het aantal inwoners is niet zoveel minder dan dat van ons gehele land.
Sedert langen tijd heet de burgemeester van Londen niet „mayor” maar Lord-Mayor, een eer, die hij met zijn ambtgenoten van Edinburgh en Dublin deelt.
Het is onmogelijk, zelfs ten oppervlakkigste een beschrijving te geven van Londen, van het verkeer, de vervoermiddelen, de gebouwen, musea en de daarin bewaarde kunstschatten, van den gehelen aardbol hier bijeengebracht. Wie Londen wil leren kennen, moet er zelf heen gaan.
Londen heeft een eigen, geheel apart, karakter, het is niet vrolijk, als Parijs, maar grauw, ernstig en streng, hetgeen op een somberen najaarsdag eerst ten volle uitkomt. Maar achter dat grauwe, stugge uiterlijk verbergt Londen een schat van bekoorlijkheden, voor wie ze weet te vinden. Modern in wezen, bewaart het zorgvuldig den ouden karakteristieken stijl. De optocht, waarin de Lord-Mayor, die ieder jaar in November voor den tijd van 12 maanden gekozen wordt, in statie optrekt, omgeven door alle Aldermen en functionarissen der City, heeft nog hetzelfde aanzien als in de Middeleeuwen.
Een ander eigenaardig staaltje van echt Engelse behoudzucht is dit. De City was vroeger zeer trots op haar voorrechten en duldde ook van de zijde van den vorst niet de geringste inbreuk. Om nu te voorkomen, dat de vorst, met groot gevolg en vele soldaten, bij een bezoek aan de City dé hand op haar zou leggen, bepaalde het gemeentebestuur, dat nimmer een vorst de City mocht betreden, zonder uitdrukkelijke toestemming van het Bestuur der City en om het terrein goed af te bakenen werd, waar het Strand eindigt en Fleetstreet begint, een slagboom geplaatst, die den vorst een „tot hiertoe en niet verder” voorhield. Voor de eisen van het verkeer is deze slagboom natuurlijk verwijderd, maar het gebruik bestaat nog steeds en zelfs de Koning van Engeland zal deze grenslijn niet zonder verlof overschrijden. Als nu, heden ten dage, de Koning, bijv. bij zijn Kroning, of indertijd de Keizer van Duitsland bij zijn verblijf in Londen, de City wil bezoeken, geeft hij daarvan te voren kennis. De Lord-Mayor en de Aldermen zorgen dan in hun ouderwetse gewaden aanwezig te zijn aan deze zijde der grensscheiding. Men zendt nu eerst een kamerheer, om toegang te verzoeken. Daarop treden de Lord-Mayor en de Aldermen naar voren en nodigen den Vorst uit de City binnen te rijden, doch doen dezen eerst het zwaard der City kussen, als blijk van erkenning harer rechten. Het gebruik wil, dat, als een vorst voor de eerste maal deze grens overschrijdt, het Goudsmidsgilde hem in een prachtig geciseleerd kistje de sleutels der City, van goud vervaardigd, aanbiedt.