De schrijver van het tweede Evangelie van het Nieuwe Testament van den Bijbel is Marcus. Hij woonde te Jeruzalem en was een zoon van een zekere Maria, wier huis te Jeruzalem op den duur de schuilplaats en vergaderplaats der eerste Christelijke gemeente werd.
Marcus was misschien een neef van Barnabas en vergezelde dezen en Paulus op hun eerste zendingsreis. Hij behoorde ook tot de goede vrienden van den apostel Petrus en moet, volgens enkele kerkvaders, van dezen enige bouwstof voor zijn Evangelie hebben gekregen.Hij was de oudste Evangelist en zeer goed op de hoogte zowel van het Latijn als van het Grieks.
Volgens een oude overlevering is Marcus de vertolker of schrijver geweest van den apostel Petrus, m. a.w. Petrus is de levende bron, waaraan Marcus zijn inlichtingen over de daden en het leven van Jezus ontleende. Het is een feit, dat het Evangelie van Marcus overwegend uit verhalen bestaat en weinig redevoeringen bevat. De wonderen en vooral de genezingen van bezetenen verhaalt hij zeer levendig.
Men veronderstelt, dat het slot van het Evangelie verloren is gegaan en vervangen door de tegenwoordige laatste 12 verzen, die in de oude handschriften ontbreken.
.